Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


TER AANKONDIGING.
Hendrik-eume; boe 't er in den Achterhoek hen gong, toe grotmooder nog in de korte rökke was.
In de Libellen-serie van Bosch en Keuning, te Baarn, verscheen dit Achterhoeksche verhaal van G.J. Klokman. Een folkloristisch getint vertelsel, dat zich heel goed lezen laat, en dat onderhand een heele rij van oude verhaaltjes, raadsels en gebruiken beschrijft, die in de Achterhoek aan de haard rondverteld werden, of daar nog hun plaats in het volksleven hebben. Zoo is 't boek van Hendrik-eume een buitengewoon interessant no. uit deze serie niet enkel voor den verhaaltjes-lezer, maar ook voor hen die de folklore minnen. Zij krijgen het hier opgediend in een bijzonder smakelijke vorm. Piet te Lintum teekende er een heeleboel zeer geslaagde prenten en prentjes bij.

Postzegels, handleiding voor verzamelaars, door G.J. Peelen. Als no. 131 van de Libellen-serie werd uitgegeven dit werkje voor postzegelliefhebbers. De schrijver haalt in de inleiding met instemming aan de uitspraak van minister De Wilde: dat de philatelie niet maar een onschuldige liefhebberij, maar een wetenschap op zichzelf geworden is, en hij merkt op, dat het boekje in de eerste plaats voor de kring van min of meer ervaren verzamelaars een betrouwbare leidraad wil zijn, maar vleit zich tevens met de hoop, dat door het lezen er van vele anderen tot enthousiast philatelist bekeerd zullen worden. Het boekje handelt over de geschiedenis der postzegels, en de geschiedenis der philatelie, het vertelt van maatregelen tegen vervalsching, de rubriceering der zegels, het verzamelen en het verkrijgen van hel materiaal. De schrijver komt ten slotte tot de conclusie dat een doelmatig verzamelen geen „kinderachtig tijdverdrijf" is, en dat een mooie verzameling toch niet sommen gelds behoeft te verslinden. Ook kan de philatelie medewerken (door het kweeken van buitenlandsche relaties) tol verrijking van talen-, historische en aardrijkskundige kennis.
Leeuwarder Nieuwsblad, 29-10-1936

Open link naar krant op Delpher
„Hendrik-Eume; hoe 't er in den Achterhoek hen gong, toe grotmooder nog in de korte rökke was", deur G.J. Klokman, teikeninks van Piet te Lintum, uutgegeven deur Bosch en Keuning te Baarn, als no. 113-114 der Libellen-serie, heeft eenzelfde bedoeling als het boek van Lemmens. De Limburgsche folklorist toont zich evenwel een man van zijn tijd; Klokman treedt terug in het verleden, een halve eeuw of meer. Om de merkwaardige volkszeden van den Achterhoek te kunnen schilderen construeert hij een verhaal, met Oom Hendrik als hoofdfiguur. Daardoor wordt de vertelling iets gewild. Hendrik-Eume blijft wel aannemelijk, doch men voelt dat het niet om hem gaat. Deze spreektaal van den Achterhoek laat zich voor ons, toch wel iets gewoon geraakt aan geschreven dialect, niet zoo gemakkelijk lezen. Ze klinkt ons iets hard in de ooren, vermoedelijk omdat wij de klanken op ónze, en niet de juiste wijze, realiseeren. Ook blijven we iets ver af van dit protestantsche milieu. Niettemin ontmoet men herhaaldelijk rijmpjes en uitdrukkingen, die bijna identiek zijn aan de Limburgsche. Het raadselte:
Daor stön 'n juffer an de deur.
Dee had 'n witten scholdoek veur,
Hoe langer dat ze ston,
Hoe meer ze vergong.
kennen we hier (omgeving van Maastricht) als volgt:
De stoond 'n juffrouw aon de deur.
Mét ene witte schojlek veur;
Wie laanjer dat ze steit,
Wie mie dat ze vergeit.
Van tal van andere volksliedjes en gezegden herinnerden we ons, dit boekje lezende, de Limburgsche varianten. 1) Aangenaam keuvelend wandelt Klokman met ons door zijn stukje Gelderland. We leeren den gemoedelijken aard van zijn menschen kennen, al komt ons die dan ook al eenigszins Westfaalsch ingetogen voor. Veel jolijt maken we mee, doch ook een enkelen keer, wat menschenleed. Alles komt evenwel goed terecht en het voorlaatste der vele prentjes die dit Libelletje verluchten, geeft ons een hossende „buurte" te zien. Als bijdrage tot de vlokskunde van ons land een zeker niet onverdienstelijk boekj».
MATH. KEMP.
1) Het op blz. 46 aangehaalde „Anna moest eens wachten", moet ter zetterij iets in het ongereede zijn geraakt. Overigens zingen de kinderen 't hier net eender in hoog-Hollandsch.
Limburgsch Dagblad, 28-11-1936

Open link naar krant op Delpher

Sluit venster