Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


We dachten toen ook aan een stuk van Pater dr. Th. Piket S.J. in "Het Schild", omtrent een protestantsch getuigenis over Maria. "Kort geleden kwam er in de "Libellen-serie" een klein boekje uit, geschreven door "Wilma", met den titel "Maria" en den ondertitel: "De Moeder van onzen Heer en haar beteekenis voor dezen tijd". Bij het doorlezen er van heeft de protestantsche schrijfster ons voortdurend geboeid door haar fijn aanvoelen van het Maria-mysterie en haar innige, zoo schoon-uitgezegde devotie voor de "Moeder des Heeren". Beter dan vele omschrijvingen zullen enkele citaten ons oordeel illustreeren. Zij begint met een aanhaling uit een van "Marienlieder", een strophe uit de aankondiging van Marta's geboorte:
"O, was musz es die Engel gekostet haben,
Nicht auf zu singen, plotzlich, wie man aufweint,
da sie doch wusten: in dieser Nacht wird dem Knaben
die Mutter geboren, dem Einen, der bald erscheint".
En dan gaat zij voort: "Is dat niet merkwaardig goed gezien? Als er een kind geboren wordt, zijn wij gewoon over de moeder te spreken en te zeggen: "Haar is een zoon of dochter geboren"; en we vinden het vanzelfsprekend, dat het wezen van het kind zoodanig door het wezen van den vader en de moeder wordt bepaald, dat uit de samenverbinding van die twee een geheel nieuwe persoonlijkheid ontstaat met nieuwe mogelijkheden voor het leven, dat, als het kind groot geworden is, aan dien nieuwen mensch ook weer geheel andere eischen zal stellen dan aan de ouders. Dat is de natuurlijken gang van ons denken. Rilke keert het om en zegt, van het Kind sprekend, waarop de wereld wacht: "Voor dat Kind is in dezen nacht de moeder geboren" en hij meent, dat de engelen nauwelijks hun vreugdezangen konden inhouden bij dit groot gebeuren". De greep is zuiver! Want hier zijn het niet de ouders, is het niet de moeder, die het wezen van den zoon bepaalt, neen, hier wordt de waarde en de beteekenis van het wezen der moeder bepaald door den Zoon. Onze waardeering van Maria hangt af van de waardeering voor den Zoon. Het lijkt daarom volkomen in tegenspraak met de werkelijkheid, om te zeggen: Hoe grooter wij Christus zien, hoe kleiner Maria voor ons wordt. We moeten het, dunkt mij, omkeeren en zeggen: Hoe grooter Christus voor ons wordt, hoe grooter voor onze jonge meisjes en jonge vrouwen de beteekenis wordt van de uitverkoren vrouw, die Hem onder haar hart mocht dragen, Maria is een der onzen!" Even verder lezen wij: "Er bestaat waarachtige bloedverwantschap tusschen dezen schoonsten van alle menschen-kinderen en Zijn moeder en het is een natuurwet, dat de grootheid van een kind weerglans legt op de moeder, die hem droeg. - Maria draagt weerglans van Jezus. Maar ook alleen voor dengene, die Jezus Christus ziet als Verlosser der wereld, kan de figuur van Maria nog iets beteekenen voor dezen, onzen tijd". Vervolgds richt ze zich dapper tot haar eigen geloofsgenooten, wanneer ze zegt: Jammer is het, dat wij, Protestanten, uit reactie tegen Rome, nooit iets met Maria hebben gedaan, of, wat misschien nog erger is, haar practisch hebben teruggeschoven naast de-vrouw-als-ieder-ander, al geven we theoretisch nog wel toe, dat ze de meest begenadigde is onder de vrouwen: het staat eenmaal in den Bijbel. Ik kan er niet genoeg den nadruk op leggen, dat "uit de reactie leven" hetzelfde beteekent als: bij de onwaarheid uitkomen .... We hebben Maria genegeerd tot groots schade voor ons, protestantsche christenen..." En ze eindigt aldus: "We zijn zoo bang uitgevallen. Laten we toch niet bang zijn, Maria de plaats te geven, die haar van Godswege toekomt. Want de engelgroet heeft nog zijn betekenis. Wij groeten Maria, zooals de engel deed, omdat zij onder haar hart het Kind mocht dragen, dat eens de gansche verloren wereld op Zijn priesterhart droeg" Wij plaatsen Maria niet voor haar Zoon, gelijk Protestanten en ook deze schrijfster nog meenen: zij is slechts de middelares. "Christus is onze eenige Middelaar, omdat Hij ons verlost heeft. Maria is slechts in zooverre middelares, als ons op haar voorspraak, op haar smeekingen, de verdiensten van Christus worden toegepast. Wanneer Maria voor ons bidt, dan bidt ze slechts in den naam van Jezus Christus, onzen Zaligmaker, aan Wien ze zelf alles te danken heeft, wat ze bezit. M.a.w. Maria's middelelaarschap is slechts een uitvloeisel van het middelaarschap van Christus'!
Nieuwe Venlosche Courant, 12-02-1941

Open link naar krant op Delpher
Libellen-Serie. Uitg. Bosch en Keuning te Baarn. Weer zijn drie fraaie, bonte libellen op onze schrijftafel komen zitten: Boete door ds W.A. Zeydner. waarvan dlt begin ons al dadelijk pakte: „De Scbeveningsche vrouwen in haar ingetogen kleederdracht liggen geknield op de in de duinen uitgespreide haringnetten. Zij boeten de netten. Zij herstellen de scheuren. Het woord boete hangt taalkundig samen met beter. Hier treffen we dus boete in haar meest eenvoudigen vorm aan. Merkwaardig, dat zelfs in het profane gebruik de drie elementen, die de boete tot „boete" stempelen aanwezig zijn De netten krijgen hier en daar slijtpiekken of er is een ongeluk mee gebeurd „'t Is zonde van de nog goede netten", denkt de reeder (Berouw) Hij gaat met de gescheurde netten naar de boetsters, de vrouwen, dle boeten kunnen. (Biecht). Straks, wanneer de vrouwen klaar zijn en alle netten nagekeken hebben, sturen zij haar boodschap naar den reeder: „Kom ze maar halen. Zij zijn geboet; wij geven ze vrij" (Absolutie) Het gesprek blj de bron door dr P.Stegenga Azn. Bedoeld is het gesprek uit het 4e hoofdstuk van het Johannes-Evangelie. waarvan hij nog elken dag in ons dagelijksch leven een afspiegeling ziet. Het boekje is geschreven voor iedereen, die voelt met het tijdelijk leven geen genoegen te kunnen nemen en die slechts geholpen kunnen worden door aanraking met Hem, die bij de bron zat. Maria, de moeder van Onzen Heer en haar beteekenis voor dezen tijd, door Wilma. Dit boekje sluit zlch aan blj de opvatting van Rilke. dat in de Kerstnacht voor het Kind de moeder is geboren en dat we daarom ook moeten zeggen: Hoe grooter Christus voor ons wordt, hoe grooter ook voor onze jonge meisjes en Jonge vrouwen de beteekenis van Maria wordt" De schrijfster wil meer Maria-vereering. maar niet in de mate van Rome, dat soms den Zoon bij de Moeder schijnt achter te stellen.Het Vaderland, 23-11-1934

Open link naar krant op Delpher
TER AANKONDIGING. Libellen. In de Libellen-serie, een uitgave van de firma Bosch en Keuning te Baarn, waarvan we onlangs de eersten aankondigden, is nog heel wat goeds en aardigs verschenen. De bekende folklorist, de heer D.J. van der Ven, schreef er een paar, n.l. "Van Nederlandsche luilakken" en "Dank voor slank bij dominee". Dit laatste doelt op en oud volksgebruik waarbij dominee een feestmaaltijd aanbiedt als dank voor de gratis mest, die de boeren hem voor zijn tuin leverden. Gedichten-bundel zijn er vier, n.l. „Transparanten" van Jo Kalmijn—Spierenburg, "Windstilte" van W. Hessels, een bloemlezing uit de werken van Jan Luyken en nog een bloemlezing uit 't werk van Jacobus Revius. Vooral de beide laatste libelletjes zijn zeer de moeite waard. Noemen wij verder nog een stukje uitstekend proza van dr. P. Stegenga Azn. over „Het geprek bij de Bron".
In no. 40 van de Libellen-serie schrijft de bekende schrijfster Wilma over „Maria, de Moeder van onzen Heer en haar beteekenis voor deze tijd". Jammer is het, aldus Wilma, die met veel talent over dit teere onderwerp schrijft, dat wij protestanten uit reactie tegen Rome nooit iets met Maria hebben gedaan, of, wat misschien nog erger is, haar practisch hebben teruggeschoven naast de-vrouw-als-iederander, al geven we theoretisch nog wel toe, dat ze de meest begenadigde is onder de vrouwen; het staat eenmaal in de Bijbel. We hebben Maria genegeerd, tot groote schade voor ons, Protestantsche Christenen. Ds. W.A. Zeviidner handelt in no. 42 van de Libellen-serie over: „Boete", waarin hij de biecht van de R.K. kerk bespreekt. Naar aanleiding hiervan zegt hij: Vurig bid ik God, dat ik de tijd nog mag beleven, waarop vóór het Heilig Avondmaal de kerk de gelegenheid moge openen tot persoonlijke biecht met de blijde verkondiging der schuldvergeving door het verzoenend sterven van Christus in Zijn opstanding. In no. 22 van genoemde serie behandelt dr. ir. H.G. van Beusekom: „Zending in een veranderde wereld". Vrienden van de zending zullen dit belangrijk geschriftje met groote belangstelling lezen. No. 37 van de Libellenserie is speciaal voor vrienden van het natuurleven. Hierin schrijft T. van Bentham Jutting over: "Het Indisch dierenleven". De verhandeling is boeiend en verrijkt de kennis omtrent de natuur in Indië zeer. Foto's verluchten de tekst. In no. 64 van de Libellen-serie vertelt mr. E. Rusman, welke vluchten de Nederlanders in de loop der jaren naar Ned.-Indië hebben gemaakt, waarbij de vlucht van de Uiver natuurlijk niet vergeten wordt, al vloog die door naar Australië. Tal van fraaie foto's zijn bij het verhaal geplaatst. No. 23 van genoemde serie: „Windstilte , bevat gedichten van W. Hessels. Wie belang stelt in het werk van de jonge Protestantsche dichters, vergete niet dit gedichtenbundeltje te lezen.
Leeuwarder Nieuwsblad, 08-12-1934

Open link naar krant op Delpher

Sluit venster