Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


Deze bloemlezing, kort na de dood van den dichter verschenen, bevat een keuze uit de gedichten van Willem Kloos, waarbij Verzen I en II uiteraard het leeuwenaandeel hebben geleverd. Men vindt er de overbekende sonnetten in, waaraan Kloos zijn onsterfelijke roem te danken heeft, naast minder bekende verzen, ook uit zijn latere tijd, waaruit een flauwe afglans oplicht van de schoonheid der eerste gedichten. Indien dit boekje nog eens herdrukt mocht worden, zou hetzij onder de opgenomen verzen, hetzij in de inhoud de plaats vermeld dienen te worden, waar ze het eerst verschenen zijn. Maar vooral zou dan de inleiding op menige plaats een correctie moeten ondergaan. Dat Kloos "de grootste sonnet-schrijver, die Nederland ooit heeft voortgebracht" zou zijn, is wel een zeer subjectief en aan gerechtvaardigde twijfel onderhevig oordeel, althans voor wie de sonnetten van Vondel en Hooft kent, maar wat Beversluis over de "Julia" schrijft, en het gerucht daaromheen, is deels onvolledig, deels onjuist. De passage over de beruchte "Binnengedachten" is wel wat erg vriendelijk. De mededeling dat Kloos een der weinige dichters is die een Koninklijke onderscheiding hebben ontvangen, "waaruit moge blijken, hoe de waarde van zijn arbeid voor onze Nederlandsche letterkunde wordt hooggeschat", doet wat zonderling aan. Moeten we daaruit lezen dat het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op het punt der aesthetische waardering als een gezaghebbend lichaam moet worden beschouwd?Stemmen des Tijds, maandschrift voor Christendom en Cultuur, Jaargang 28, 1939.

Sluit venster