Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


KUNST Bach's Matthäus-Passion. Het lijden en sterven van Jezus Christus. — Mendelssohn's groote vetdienste. - Evangeliewoorden nemen de eerste plaats. Nog slechts drie weken en we hebben weer Goede Vrijdag, met Paschen vlak daarop. In de muziekwereld is thans dus opnieuw de tijd aangebroken voor de jaarlijksche uitvoeringen van de Matthaus- en Johannes- Passion van den grooten Johann Sebastian Bach. Waarbij het eerste van die twee machtige werken het nog verre in uitvoeringen van het andere pleegt te winnen. Als over één compositie zoo ongeveer alles al gezegd en geschreven is, en als het over één compositie moeilijk is om nog iets eigens en aparts te vertellen, dan is het zeker wel over de Passion, waarin Bach, aan de hand van het Matthaeus-verhaal, het lijden en sterven van Jezus Christus beschreven heeft. Nu de Gemengde Zangvereeniging „Concordia" dit jaar echter weer eens onder leiding van George Stam, op 31 Maart en 1 April, een uitvoering van deze Passion hoopt geven, voelen we ons toch wel geroepen om in hel kort nog even bij dit werk stil te staan. En een geschikte gelegenheid daartoe bieden ons ongetwijfeld de nrs. 158—159 van de altijd even actueele en interessante Libellen-serie (uitgever Bosch en Keuning te Baarn), waarin de heer O. de Moor de de Matthaeus-Passion uitvoerig (in een werkje van tachtig bladzijden) bespreekt. Hier volgen dan enkele brokstukken uit zijn kundige en breedopgezette toelichting: Johann Sebastian Bach werd in 1685 te Eisenach als zoon van een stadsmusicus geboren en overleed, nagenoeg blind, in 1750 te Leipzig. Gedurende zijn leven schreef hij schat van composities, zooals de „Matthaus"-, de „Johannes"-Passion, tweehonderd kerkelijke cantaten, het z.g. Weihnachtsoratorium; Kerst-, Paasch- en Hemelvaartoratorium; de groote B-moll-mis en een vijfstemmig „Magnificat"; het „Wohltemperierte Klavier": de „Goldberg Variationen"; vele fugas, sonaten, toccatas, concerten enz.
De eerste uitvoeringen.
In 1728 zette Bach zich tot het componeeren van het lijdensverhaal van den Heere Jezus, om het werk te doen uitvoeren in de Leipziger Thomaskirche. De eerste uitvoering van deze compositie vond plaats op de 15e April 1729, doch niet het geheele werk werd ten gehoore gebracht, om de eenvoudige reden dat het nog niet af was. Bach hield er wel niet van om onvoltooide composities voor het publiek te brengen, maar hij moest. Hij had bestelling gekregen om treurmuziek voor den gestorven vorst ie schrijven, maar zijn arbeid aan de Matthaus-Passion had hem geen gelegenheid gelaten 'n dergelijke treurzang saam te stellen. Hij stond toen eenige fragmenten van zijn Passion ten gebruike af, waarbij hij sommige woorden veranderde, om ze meer passend aan het droeve gebeuren te doen zijn. De muziek maakte bij de hoorders weinig indruk; men vermocht niet de zeldzame wijding en waarde ervan te constateeren. Bovendien was er in de Nieuwe Kerk op diezelfde Goede Vrijdag op hetzelfde uur een veel „aantrekkelijker" uitvoering. Een Passion van een zekeren Gottlied Fröber. die solliciteerde naar de plaats van Cantor aldaar, zou ten doop gehouden worden. Dat was dé muzikale gebeurtenis van de dag en de upper-ten van de stad toog natuurlijk daarheen. De volledige Matthaus-Passlon is eerst in 1740, dus elf jaar later, uitgevoerd en wel in twee deelen, waarvan het eerste in de voor- en het tweede in de namiddag van de Vrijdag, met een tusschenpoos van drie uur, in de godsdienstoefening wel te verstaan. Het was de gewoonte in die dagen, in de zgn. "Stille Week" in de kerken het lijdensverhaal van Christus samen te gedenken. Een voorganger psalmodieerde dan gedeelten uit het Evangelie, weer een ander zeide de woorden van den Heiland en daartusschendoor gaf de gemeente uiting van wat er in haar omging, bij het beleven van dit lijden. Daarvoor werden bekende koralen gebruikt. Hoewel, door de invloed van de in opkomst zijnde Italiaansche opera, de dramatiek van het lijdensverhaal wel eens te zeer werd opgeschroefd, ging er toch van dergelijke godsdienstoefeningen een groote wijding uit. Deze Matthaus-Passion is echter in het vergeetboek geraakt, voornamelijk door de Handel-cultus uit die dagen. Eerst in 1829 „ontdekte" Felix Mendelssohn Bartholdy het handschrift. Toen deze het plan opvatte de door hem gevonden Passion te Berlijn uit te voeren, was de naam van den componist voor het gros van het publiek nietszeggend en zonder attractie. Mendelssohn, die een goed psycholoog was, zag dit in en ging zeer omzichtig te werk. Hij greep eigenmachtig in het werk in, liet de meeste "langweilige" aria's weg, a capella koren gaf hij (zware) begeleiding en hij bracht een zeer groot aantal executanten op het podium. Zoo formeerde hij een koor van liefst 400 leden en dirigeerde het werk vanaf de vleugel, daarbij slechts de inzetten aangevend. Desalniettemin verdient Mendelssohn de dank van het nageslacht, dat hij deze Passion uit de stofhoeken van de Thomasschool heeft opgediept en de aandacht heeft gevestigd op den grooten componist Bach. Tientallen van jaren duurde deze conventioneele opvatting van de wijze van uitvoering voort. De uitgaven van de Matthaus-Passion uit die tijd geven dan ook een typisch eigendunkige bewerking te zien. Met de jaren, toen er een streven ontstond composities het recht te laten wedervaren dat de componist zelf er ingelegd had, veranderden deze misstanden gaandeweg en nu kan er zoo langzamerhand van een juiste kennis van Bachs werk en stijlinzichten gesproken worden.Dit werk moet uitsluitend gezien worden in zijn liturgische schoonheid en rijkdom, waarin niet de muziek, doch de evangeliewoorden de voornaamste plaats innemen. Bach heeft de bedoeling gehad het eerste deel van deze Passion op Palm-Zondag en het tweede op de Goede Vrijdag te uitvoeren, vandaar dat men er toe overgegaan is het werk meestal in twee gedeelten op de Goede Vrijdag te geven.
De bouw van de Passion.
De Passionen van Bach zijn, wat vorm en inhoud betreft, met weinig andere werken te vergelijken. Zij zijn geen oratoria in de zin van de „Elias", „Paulus", "Messias", „Schöpfung" of dergelijke werken van godsdienstige inhoud. Het orkest vervult in een oratorium een begeleidende functie. Geheel anders is dit met de Matthaus-Passion. Bach spreekt niet van "soli, koor en orkest", maar van Choro I en Choro II, d.w.z. hij beschouwt de uitvoerenden als twee ensembles, ieder bestaande uit vocalisten en instrumentalisten. De tekst van de Matthaus-Passion heeft Bach ontleend aan, gelijk de naam het reeds zegt, het Evangelie naar de schrijving van Matthaeus, en wel van hoofdstuk 26 tot en met 27. De overige tekst is geschreven door drie auteurs: een zekere Brockes, een senator-dichter uit Hamburg; Henriri, een postambtenaar, die onder de schuilnaam van Picander schreef: en dan Bach zelf, die aan de tekst schaafde en de toepasselijke koralen uitzocht. De Matthaus-Passion eindigt mei een „rust zacht" voor den in het graf-gelegden Jezus. Maar dat Bach zélf verder wist te zien dan het graf, blijkt wel uit zijn „Johannes-Passion", die, zij het ook muzikaal misschien niet zoo rijp en rijk als de Matthaus-Passion, het lijden meer liefelijk en inniger verklankt en over dood en graf heenreikt naar de Opstanding, wat tot uiting komt in het slotkoor: „Alsdann vom Tod' erwecke mich, dass meine Augen sehen dich, in aller Freüd', o Gottes Sohn, mein Heiland und Genadetrohn!"
Leeuwarder Nieuwsblad, 25-03-1936

Open link naar krant op Delpher
DE BOEKENTAFEL Matthäus-Passion. O. de Moor. De Matthaus-Passion van Bach met Inleiding en muzikale Toelichting. Bosch & Keuning te Baarn. Libellen-serie Nrs. 158—159.
Juist, na het schrijven van mijn artikel over Johann Sebastian Bach en zijn Matthaus-Passion, komt mij dit boekje in handen. Gelukkig nog niet te laat, om, voordat wij straks in de gelegenheid zijn hier Bach's Matthaus-Passion te hooren, op deze uitgave de aandacht te vestigen. Hoe beter de toehoorders op de hoogte zijn, hoe meer zij zich inleven in de uit te voeren Passionsmuziek, hoe meer de uitvoering aan haar doel zal beantwoorden. Dit geldt niet alleen voor de toehoorders! Ook de uitvoerenden zullen dieper de hooge strekking van de Matthaus-Passion begrijpen als zij geestelijk en muzikaal meer met dit werk vertrouwd en bekend zijn. Ongetwijfeld kan de Inleiding en de muzikale Toelichting van O. de Moor hiertoe bijdragen. Na op bevattelijke wijze iets verteld te hebben over Johann Sebastian Bach, het ontstaan van de Matthaus-Passion en den bouw van de Passion, geeft hij naast den Duitschen en den Nederlandschen tekst van elk der 78 nummers waaruit de M.-P. bestaat, een korte analyse. Gelijktijdig met het volgen van den tekst kan men dus de analyse in zich opnemen. Beter is te voren het boekje met een klavier-uittreksel rustig te bestudeeren. Later kan men dan, misschien wel tijdens de uitvoering, een en ander zich nog eens voor den geest halen. Behalve de genoemde beknopte analysen, bevat dit werkje nog eenige pragnante noten-voorbeelden en enkele plaatjes, die, qua uitvoering, waarschijnlijk beter verzorgd hadden kunnen zijn. Uiteraard is deze toelichting zéér beknopt en populair. Een diepgaande studie heeft de schrijver niet willen leveren. Zijn werk beoogt op populaireenvoudige wijze een inzicht te geven in Bach's Mattbaus Passion. En hierin is de auteur m.i. goed geslaagd. En op grond daarvan kunnen de kennismaking en de lezing alleszins worden aanbevolen.
Z.
Leeuwarder Courant, 28-03-1936

Open link naar krant op Delpher

Sluit venster