Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


Met de humoristische boeken gaat het gelijk het tooneel. Daar onderscheidt men de comedie, vol geest, het blijspel, staande tusschen comedie en klucht en tenslotte de klucht, vol dwaze situaties, vol grappige caricaturen, die de grille lach vragen. Zoo gaat het met de boeken eveneens. Men kent fijne, geestige verschoningen, gelijk Sheriffs „Vacantie". In dergelijke boeken valt de zuivere, menschelijke karakterteekening op, meestal weergegeven door een meesterlijke pen. Deze meesterlijke pen is als 't ware een absolute noodzakelijkheid. Zoodra de auteur niet meer beschikt over rijke humor, over de kracht, deze humor zuiver te houden, dan zakt het peil van het boek onmiddellijk. Als voorbeeld zou men kunnen stellen sommige boeken van de Nederlandsche schrijfster mevrouw van Nes—Uilkens, die zoo nu en dan de humor trachtte te volgen. Mevrouw van Nes—Uilkens is echter een populaire schrijfster, weet een en ander niet volkomen psychologisch aanvaardbaar te maken, waardoor haar werk aan de oppervlakte blijft. Naast boeken als Sheriffs „Vacantie" en zoo vele anderen staan die, welke men met de blijspelen zou kunnen vergelijken. Daarvoor als representanten zou men kunnen noemen „Polletje' Piekhaar" van Willem van Iependaal en „Cootje Pink" van Piet Bakker. Dergelijke boeken zijn vaak zoo grappig, dat men er om lacht, doch nimmer verlaten ze de realistische basis. Zij blijven zin voor de werkelijkheid behouden. De teekening der personen neigt soms wel eens tot het caricatureele, doch het blijven in elk geval menschen. Ze worden nimmer overdreven figuren. De scherpe pen en het levensinzicht der schrijvers voorkomen dit in elk opzicht. Anders is dit het geval met de boeken, enkel geschreven om de lezers heel gezellig te amuseeren, om hen eens flink te laten lachen. De boeken van Hans Martin, uitgezonderd zijn „Danseresje" behooren tot dit genre. Men denke b.v. maar eens aan zijn „Malle Gevallen". Niet tot die nurksen behoor ik, die dit boek absoluut verwerpen, evenmin tot die menschen, die dit doen uit andere overwegingen. Ook is het dolzinnig dergelijke boeken te meten met maatstaven, die men kunstwerken van waarde aanlegt. Men moet dergelijke boeken accepteeren als een onschuldig vermaak, en is men zoover, dan zal men ook kunnen genieten van boeken als „Malle Gevallen". Men accepteere deze boeken als klucht, een vluchtig amusement. Zes humoristische boeken liggen op aankondiging te wachten. Allereerst „Kortsluiting" door Jan Walch (Ultg. N.V. Em. Querido's Uitg.-My. Amsterdam 1935). Het is al weer eenigen tijd geleden dat Jan Walch ons met zijn eerste feuilleton verraste. En in dit tweede boek, dat eveneens in een van onze groote dagbladen werd gepubliceerd, handhaafde Walch dezen indruk. Dit boek „Kortsluiting" is gelijk het eerste, een luchtig gevalletje, vlot en pittig verteld, met gevoel voor humor. Een humor, die heel fijntjes is, een humor, die niet geuit wordt in de taal, doch in de vertelling, in de karakteriseering der personen tot uiting komt. Bij de noodzakelijke versnippering door den feuilleton-vorm kwam een en ander niet geheel en al tot zijn recht, nu de vertelling in boekvorm voor ons ligt, wel. Jammer is het, dat de schrijver hier en daar het vertelde wat al te sterk aanzette, waardoor het wat al te grappig werd en zijn aanspraak op humor verloor. We hebben weinig schrijvers, die zuiver humor geven. Een van die weinigen is Jan Walch. Waarom we dan ook hopen, dat Walch in een derde soortgelijke verschijning, deze klippen, waarop hij even strandde, weet te omzeilen. Vol humor is ook het boek van den Spaanschen schrijver W. Fernandez Florez : „De Zeven Pijlers", (Uitg N.V. Wereldbibliotheek Amsterdam 1935). Deze humor is echter scherp, wordt soms bitter sarcasme. Het is, alsof de schrijver in dit boek wilde aantoonen, dat het maar goed is, dat de wereld is, zooals ze is. Wel te verstaan met al haar zonden. Sarcasme is een scherp wapen. Een heel scherp wapen ook, wanneer het goed gehanteerd wordt. Hier en daar mag het dezen schrijver zijn gelukt, sterk sarcastisch te zijn, doch, gelukkig, daarentegen is dit vaak niet het geval. Anders zou dit een bitter boek zijn geworden. Dat het nu in geen enkel opzicht is. Weliswaar blijft Fernandez Florez vaak aan de oppervlakte, maar daarvoor gaf hij een interessant en uitenmate boeiend verhaal, waarin op een luchtige wijze, overhellend tot sarcasme, de spot wordt gedreven met menschelijke fouten en gebreken, met menschelijke ijdelheden. Een boek is dit, waarin we om zelf vaak herkennen met een soort van schuldige erkenning, om terstond daarop met een soort Schadenfreude onze medemenschen op dezelfde wijze aan de kaak gesteld te zien. Zeker niet op een lijn gesteld worden met de beide bovenstaande boeken kan „De dwaze Tijd" door Bernard Hanson (Uitg. Drukkerij „Helmond", Helmond) en toch wanneer deze schrijver zich wat meer rekenschap had gegeven, zich trouwens ook een andere opgave had gesteld, had het kunnen zijn. Sterk het vermoeden krijgen we, vooral door het einde, dat Hanson een tweede „Malle Gevallen" wilde schrijven, wij moeten echter terstond concludeeren, dat hem dit niet is gelukt. Omdat Bernard Hanson zijn ware aard niet kon verloochenen. Bernard Hanson ls een schrijver, die meer in zijn mars heeft, dan enkel talent om een ontspanningsromannetje te schrijven. Voorbeelden te over zijn er op te diepen uit zijn boek „De dwaze Tijd." En al is dit boek een plezierige verschijning, die zich met heel veel genoegen laat lezen, toch hopen we, dat deze schrijver eens een boek geeft, waarin hij serieus werkt. Een talent, dat zoo boeiend weet te vertellen, een talent, dat zoo juist menschen in het juiste licht weet te plaatsen, een talent, zoo vol rijke humor, mag zich zelf niet geheel en al vergeten, doch moet zoo nu en dan toch werkelijk boeken geVen, die hem waardig zijn. Laat Hanson dit nooit uit het oog verliezen. Hoe gelukkig prijs ik me in deze serie een verschijning te kunnen aankondigen van een landsman, die in onze Groninger taal schreef. Het is „Nunerkes" van Jan Boer (Uitg. Bosch & Keuning, Baarn). Eerst in eigen uitgave verschenen — thans in de bekende Libellen-serie — werd deze uitgave reeds uitgebreid besproken, volsta ik dezen keer met dat, wat Jan Fabricius over de humor van Jan Boer in het voorwoord schreef : „De eene of andere autoriteit op ik weet niet welk gebied heeft eens gezegd, dat zin voor humor de grootste gave voor een mensch hier op aarde is. Als dat waar is, moeten velen hier op aarde het zonder de grootste gave doen... Nu is er humor en humor. Er ligt zooiets als verschil tussehen den humor, die zelfvoldaan wordt uitgestald, bevredigd, met vette handen, en den zonnig flitsenden humor, die, als de klank van een kinderlach in de verte, een lichtstraal toovert, waar duisternis is. En waar zulk een verre klank door een dichterhand wordt gegrepen, daar trilt de humor van het edelst gehalte. Het is die humor, die in Jan Boer's gedichten in 't Groningsch dialect tot schroomvallige uiting komt." Hoe zonderling het ook moge klinken, doch humor is er ook in het boekje „Lekker Nederland", door Een landgenoot in den vreemde (Uitg. van Holkema & Warendorf N.V. Amsterdam 1935).......................... De Noord-Ooster, 08-02-1936

Open link naar krant op Delpher
VERZEN VAN OUDE EN NIEUWE DICHTERS.
MIEN LAAND.
Mien laand ligt bloot,
mien laand is groot,
zoo groot as open lucht.
Mien laand zit deur
en deur vol kleur
veur elk en ain, dei zugt.
Mien laand is staark,
de wil veur 't waark
kikt ja oet elke kloet.
Mien laand is land: dat wast er boven oet.
Jan Boer, Uit: Nunerkes (Libellen-serie)
Leeuwarder Nieuwsblad, 29-04-1936

Open link naar krant op Delpher
Libellen-serie. Uitg. Bosch & Keuning, Baarn.
Wij ontvingen wederom vijf deeltjes van de bekende Libellen-serie: prettige, frisch verzorgde boekjes. De dichter Jan H. Eekhout vertaalde „Dertig sonnetten van Michel Angelo" in over het algemeen sterk plastisch Nederlandsch. Al lijkt de bewerking soms wat al te vrij, deze kleine verzameling geeft toch een aangrijpend beeld van den zwaren strijd van Michel Angelo's genie. Dr. M.A. Schwartz gaf een kleine bloemlezing met een biografische inleiding uit de verzen en novellen van den Nederlandschen schrijver Maarten Maartens, die vooral door zijn in het Engelsch geschreven verhalen bekendheid verwierf. Van Johanna van Broekhuizen is er een gevoelige Zuid-Afrikaansche schets. „Ewig Gister", met fraaie landschapsfoto's geïllustreerd. „Nunerkes" is een bundeltje aardige gedichtjes in Groningsch dialect van Jan Boer, welke de schilder Jan Altink met sterke schetsen verluchtte. Tenslotte is er nog een eenigszins omvangrijker verzenbundel van den dichter A.J.D. van Oosten „De dag beweegt"* Het talent van dezen dichter heeft zich na zijn vroegere, stroevere poëzie, aanmerkelijk muzikaler ontwikkeld, terwijl de scherpe werkelijkheidszin behouden bleef. Zoo werd „De dag beweegt" een reeks van vaak zeer fraaie, heldere natuurgedichten, frisch en zonnig.
De Gooi- en Eemlander, 29-04-1936

Open link naar krant op Delpher
Nunerkes (schulpkes dei zingen) van Jan Boer. Mit schilders van Jan Altink. Libellen-serie no. 150. Bosch en Keuning, Baarn.
In zijn voorwoord noemt Jam Fabricius dezen bundel „het hart van ons Noorden" en wie deze in het Groningsche dialect geschreven verzen aandachtig leest, zal graag de waarheid van deze karakteristiek onderschijven. Hier in Groningen en bovenal, het Groningen der „lukke dörpkes", der velden met zijn „plaotsen" en zijn boeren, hun nijver bedrijf, het wad, de „dilken" en het natuurlaven op akker en wei. Eenvoudige gedichtjes maar vol stemming en zuivere humor. Altink teekende er vlotte „schlilders" bij van het Groningsche landschap.
Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant, 04-05-1936

Open link naar krant op Delpher

Sluit venster