Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Y.D. Muller Massis

Een kerstsprookje, druk 1, 24 blz.
De Kerstgeschiedenis gehuld in het kleed van een Kerstsprookje. Dit ééne is voor ons al genoeg, om dit boekje zonder aarzeling terzijde te leggen. Het sprookje vangt aan met een beschrijving van den Kerstnacht. Als mensch en dier slapen, waken de herders bij hun kudde, terwijl de duiven den wiekslag van haar vleugels en haar gezang doen hooren. Dit laatste doet de dierenwereld ontwaken; het geweten van den vos en van den roofgierigen adelaar wordt wakker geschud, terwijl het onschuldig konijn en het gejaagde hert er door worden vertroost. Eén dier duiven wijst aan den man en de vrouw, die voor de volkstelling van Keizer Augustus van Nazareth naar Bethlehem zijn gekomen, den weg naar de spelonk, waarin Maria moeder wordt en haar kind in de kribbe legt. 't Gezang der duiven doet een storm op zee bedaren, doch maakt koning Herodes onrustig. Voor de herders gaat dit alles over in de boodschap van een "schoone gestalte", dat Hij, die vrede brengt, geboren is. Die gestalte wordt gevolgd door vele broeders, die heerlijk zingen van "Vrede", "Eere zij God" en "Welbehagen in menschen". De herders zijn naar Bethlehem gegaan, waarheen de duiven hun den weg wezen. En ze zagen, rondom de kribbe, een konijn, een vos, een raaf, eenige herten en vele andere duiven, maar ook visschers, wijzen, Simeon en Anna, een ontelbare schare. Alleen koning Herodes was er niet. Wij hebben tegen dit boekje niets dan ernstige bedenkingen. Allereerst is de taal slecht, eentonig en gebrekkig, overal de sporen vertoonend van het Duitsch, waaruit het vertaald is. Zoo spreekt bladz. 11 van het Libanonsche gebergte en van "de aeoolsche snaar" (bladz. 21). lederen keer wordt te pas en te onpas herhaald, dat de sterren fonkelden; en op bladz. 1 komt reeds vijf maal het woord nacht voor. Op diezelfde pagina lezen wij van "met dennen en ander geboomte bedekte bosschen"! In den Kerstnacht rustten de slangen in haar hol, gelijk hagedissen en ander in de zon vroolijk spartelend gedierte. Naast dezen onzin vinden we woordverbindingen als "al denkt gij, dat je slim zijt" (bladz. 6) en dergelijke fraaiigheden meer. En wat een dooreen haspelen van tijdvormen in den volzin op bladz. 15: "Na eenige dagen wordt de vrouw, Maria heette zij, moeder en legt haar kind in een kribbe, die daar in die spelonk stond." Eenigszins komisch is de afwisseling van deftige met plat-alledaagsche woorden. Men hoort steeds van "vogelen" en van "vleugelen", en intusschen van "Reintje" (den vos) en van "zwartjas" en "zwartrok" (den raaf). Die duiven doen niets dan zingen en de andere dieren droomen allemaal heel wonderlijk. De witte duiven zijn N.B.! in dit Kerstverhaal de hoofdfiguren. Van den "Zaligmaker" wordt niet gerept. Hoogstens van een klein kind, dat vrede brengt. 't Slot luidt : Maar het Kind in de kribbe was niet bang voor hem (Herodes). Een treurig mengsel van het fantastische, onzinnige en profane, met het heilige, dat daardoor volkomen bezoedeld en ontwijd wordt. We verbazen er ons over, dat de Uitgever, die toch zulk een goeden naam heeft, een zoo puur modern wangedrocht niet heeft geweigerd. Noch van den inhoud, noch van den uiterlijken vorm valt bij dit boekje iets goeds te zeggen. De plaatjes zijn bijna kleurloos en historisch onjuist. Welk een verwarring moet de lezing ervan teweeg brengen in de ziel van een kind? We kunnen ons onthouden ons oordeel uit te spreken over de waarde van het sprookje in de kinder-literatuur, doch in elk geval moet, dunkt ons, in de Heilige Geschiedenis, de realiteit bovenaan staan, en is daar het sprookje allerminst op zijn plaats.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1916

Open Jachin-boekbeoordelingen.