|
|
|
A. de Graaff-Wüppermann Een zomervacantie, druk 1, 78 blz. | Bekroond door de Ned. Zondagsschoolvereeniging. Dit boekje voldoet aan alle eischen, die uit een formeel oogpunt aan een kinderboek gesteld kunnen worden: de plaatjes met onderschrift zijn heel mooi; de letter duidelijk, de gecartonneerde omslag een sieraad. De verteltrant is zeer onderhoudend, echt kinderlijk, zonder gemaakt te zijn, ongetwijfeld van een dame, die het kinderleven door en door kent. Er ligt menige paedagogische les in. Taal en stijl zijn aantrekkelijk. Alleen vinden wij het jammer, dat het verhaal niet in hoofdstukken verdeeld is. Ook materieel staat het in meer dan één opzicht hoog. De inhoud laat zich aldus kort samenvatten: Sjoerd en Nelly van den Berg mogen hun zomervacantie doorbrengen bil hun grootvader, Ds. Westra in Friesland. Hun kameraadjes, Maarten en Hannie, mogen eveneens in de Friesche pastorie komen logeeren. Weldra zijn allen recht op hun gemak en gaan uitstapjes maken op de heide, waar zij kennis maken met het armoedige leven, dat de bewoners der plaggenhutten leiden. Op een dier tochtjes vinden ze een oude vrouw op den grond liggen, die haar voet verstuikt heeft. Met vereende krachten brengen ze haar op de been en thuis, en van nu af is het de taak, vooral der meisjes, de oude Froukje te helpen en te troosten, hetwelk voor haar een uitnemende leerschool is. - Thuis gekomen, wordt Nel ernstig ziek en moet naar het ziekenhuis. Ze wordt echter weer beter en komt op de gedachte, polsmoffen voor Froukje te breien. Als haar vriendinnetjes daarvan hooren, willen ze allen wat maken, om Nel bij haar terugkomst uit het ziekenhuis te verrassen. Zoodoende kan er tegen Kerstfeest een groot pak naar Grootvader ten behoeve van Arm-Friesland. De karakterteekening van de hoofdfiguren, Nel en Hannie, is uitnemend. In de omgeving der arme Friesche heide krijgen ze lust in weldoen en bij het zien van zooveel ontbering leeren ze vergenoegd te zijn, met hetgeen hun geschonken is, terwijl ze van Froukje leeren, dat de ware levensvreugde niet afhangt van tijdelijke goederen of overvloed, maar haar oorzaak vindt in den vrede des harten. Hier echter beginnen onze bezwaren, die van zeer overwegenden aard zijn. Dat die vrede des harten vrucht is van het geloof in Christus, hadden we hier gaarne duidelijk uitgesproken gezien; van den Heiland, als den barmhartigen Hoogepriester, vinden we gansch geen gewag gemaakt, ofschoon er toch alleszins gelegenheid toe was. De strekking is philantropisch! menschenliefde, naastenliefde te kweeken, sympathie te wekken voor de arme Friesche heide. Hoe jammer, dat bij zoo schoone gelegenheid niet gewezen wordt op de noodzakelijkheid, dat de blijde Boodschap in Arm Friesland gebracht wordt; zelfs wordt de naam van Christus in het oog loopend verzwegen. Ook in het verhaal van Nels ziekte en herstel hadden we gaarne meer diepgang gehad; zoowel het leven des gebeds als dat der dankbaarheid in zulke ernstige levensomstandigheden, moest veel minder oppervlakkig behandeld zijn. Oppervlakkig in het geestelijke is trouwens de groote fout van dit anderszins zoo voortreffelijke boekje. Er is hier sprake van braafheid, goede beloften en goede werken, maar niet van zonde en genade. Voor onze kinderen, die een Christelijke opvoeding ontvangen, zal de lezing niet zoo schaden; voor hen ligt er zelfs veel algemeen goeds in, maar voor het doel, dat Jachin met Zondagsschoollectuur nastreeft, is het niet aan te bevelen. Integendeel, een verhaal, waarvan met Augustinus getuigd moet: "ik vind er Jezus niet", kan voor den arbeid der evangelisatie niet dienen. Wat goede kwaliteiten een boekje overigens ook bezit - dit is voor ons de hoofdzaak; en daarom moeten we dit verhaal, zeer tot ons leedwezen, voor onze Zondagsscholen als onbruikbaar ter zijde leggen | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1914 Open Jachin-boekbeoordelingen. |