|
|
|
A. Romijn Het beloofde land, druk 1, 236 blz. | Aart Romijn, Het beloofde land. Uitg. Bosch & Keuning N.V., Baarn. 1950.In dit boek waagt Romijn zich op een terrein, dat tot voor korte tijd braak lag. Hij tracht een beschrijving te geven van een religieuze groep, die "land en maagschap" heeft verlaten om een nieuw vaderland (het beloofde land) te zoeken. Jozef Cohen en Jouke Brouwer waren hem voor, zij het dan dat deze schrijvers binnen de grenzen bleven (De nieuwe aarde) dan wel de godsdienstige beweging als decorum kozen (Het Volksgericht). In beide genoemde gevallen mislukte de poging, maar Aart Romijn is naar mijn mening geslaagd. Hij is inderdaad doorgedrongen in het mysticisme, dat dergelijke groepen beheerst en geeft ons een goede uitbeelding, zowel van de groep als geheel, als van "de Leider". Deze leidersfiguur is wel heel goed getroffen, terwijl ook diens secretaris leeft voor ieder, die niet geheel vreemd staat tegenover de excessen die sektarische religiositeit eigen zijn. Minder goed brengt Romijn het er of met Michael, de tweede leider, die hij meerdere malen laat handelen op een psychologisch niet verantwoorde wijze. Het verraad en de zelfmoord zijn zwakke punten. De grootste verdienste van deze roman is echter, dat hierin wel heel nadrukkelijk gezegd wordt, dat de Christen nu en hier leeft in het beloofde land en dat dit niet elders of in de toekomst te zoeken is. Dit in tegenstelling met andere, niet zolang geleden verschenen boeken, goed bedoelde en veel besproken pogingen om een uitweg te wijzen uit het slop, waarin de mensheid vastgelopen schijnt, doch verwerpelijk, omdat ze slechts een utopia beschrijven (het paradijs, het nieuw Jeruzalem) dat - nog - onbereikbaar is. Dit zwijgen over de rijkdommen, die God, om Christus' wil, nu reeds en overal aan alle mensen, en in het bijzonder aan zijn kinderen, ten deel doet vallen is niet alleen door Isabel Rodriguez in "Brieven aan mijn moeder" verbroken, maar ook Aart Romijn doet van zijn gezonde overtuiging duidelijk blijken. J. E. N. | Ontmoeting, 1950/51 |