|
|
|
F.J. Hoffman Het goudnest in het Bighomgebergte , druk 1, 157 blz. | Hoffman, F.J. Het goudnest in het Bighorngebergte In 1865 vertrekt de weduwnaar Willem Strever per stoomboot naar Amerika om daar als instrumentmaker een redelijk bestaan op te bouwen. Zijn enig kind moet hij achterlaten. Aan boord ontmoet hij Karel Beek, een gewezen tuinman, die al twintig jaar eerder in Amerika was, eerst als hulp op een kwekerij, later als pelsjager en goudzoeker. Kennelijk tamelijk succesvol, want hij was daarna in staat zijn zuster en zwager financieel te steunen. De man van zijn zuster is een tuindersknecht en Beek helpt hen aan een eigen bedrijfje. Hij voelt zich echter meer thuis in Amerika dan in Nederland. Reden om terug te gaan. Strever en Beek worden vrienden en ze delen samen een woning. Willem Strever heeft het in zijn nieuwe baan eerst uitstekend naar zijn zin. Hij klimt gestaag op, wat jaloezie opwekt bij een paar collega's. Dan slaat het noodlot toe. De fabriek waar hij werkt gaat in vlammen op, de afgunstige collega's zien hun kans schoon en schuiven Willem de schuld van de brand in de schoenen. Willem is onteerd, want hoewel de beschuldiging niet hard te maken is, wordt hij toch ontslagen. Hij is in zak en as, maar zijn vriend Karel komt met een voorstel: ze zullen samen het Bighorngebergte intrekken om te gaan jagen en om naar goud te zoeken. Beek heeft daar al eerder goud gevonden en is langzamerhand tot de conclusie gekomen dat hij waarschijnlijk belangrijke 'goudnester': hoger in de bergen, had laten zitten en zich tevreden had gesteld met hetgeen hij bij de rivier had gevonden. Samen met Willem wil hij opnieuw zijn geluk beproeven. De beide mannen trekken de wildernis in. En wat Karel al vermoedde, blijkt juist : ze vinden een schat aan goud. De mannen zijn verstandig. Het goud gaat er niet met hen vandoor. Ze besluiten in California een sinaasappelkwekerij te kopen. De tijd hebben ze mee, want in mei 1869 was de spoorlijn NewYork - California gereed gekomen. Een groot afzetgebied voor het fruit was hierdoor gegarandeerd. Beek laat zijn zwager, de tuinder, met zijn gezin overkomen. Strever wordt administrateur en met elkaar maken ze van de onderneming een winstgevend bedrijf waar het goud aan de bomen groeit. Op zekere dag meldt zich een Nederlandssprekende jongeman aan om een betrekking. Hij zegt kweker te zijn. Zijn naam? Benjamin Strever! Een ogenblik later sluiten vader en zoon elkaar in de armen. | Met een kwartje de wererld rond, Toos M. Saal-Zuurveen, 1999, 1959-60 |