|
|
|
Jan Veltman Wat een zaterdagmiddag, druk 1, 47 blz. | G. K. 0. 9 t. d. t. 50 cent. Anton Hasselaar, een eigenwijze, verwaande jongen, afkomstig uit een ongeloovig gezin, tracht zijn schoolkameraden zijn ongeloofstheorieƫn in te prenten. Wat "de wetenschap" verkondigt, is voor hem de hoogste wijsheid. 't Is een uitgemaakte zaak, dat de mensch van de apen afstamt. Met den Bijbel en de vromen drijft hij den spot. Die geloovigen, zijn altijd domme menschen, zij komen niet vooruit in de wereld, maar blijven altijd arm. Later ervaart bij, dat hij in den nood niet veel aan zijn ongeloof heeft, en er onder hen, die aan den Bijbel zich houden, ook aanzienlijke en flinke menschen gevonden worden. De strekking van dit boekje is te prijzen. Het tracht de dwaasheid en holheid van bet ongeloof te laten zien, en in het licht te stellen, dat zij, die gelooven, daarom nog geen domme, ondegelijke menschen zijn. Ook bedoelt het Christenouders te waarschuwen, dat ze goed toezien, met wie hun kinderen omgaan. 't Is janimqr, dat 't zoo oppervlakkig, is. 't Biedt zoo weinig positiefs in den strijd tegen het ongeloof. De kracht, die er uitgaat van het Woord Gods, wanneer 't geheiligd wordt aan het hart, komt niet uit. Tegenover de armoede van het ongeloof had meer de rijkdom van het geloof moeten schitteren. Daarbij valt 't af te keuren, dat de schrijver den personen, die hij laat spreken, vaak ruwe taal in den mond legt. Maar veel ernstiger is ons bezwaar, dat dit boekje, hoe goed bedoeld, hoogst gevaarlijk is, omdat daarin zoo minachtend over God en over den Bijbel wordt gesproken, en dat nog wel door een kwajongen! Dat werkt als scherpe doornsteken. Er blijft een heillooze indruk van achter. "Wim, je moet het maar vergeten" is een der laatste volzinnen. Maar met zulke ongeloovige taal is het als met een vouw in een papier. Al strijkt men de vouw weer bij, het blad is gekreukt en blijft er altijd het spoor van dragen. Zulke lectuur deelen we liever niet uit! | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiƫn van "Jachin", 1926 |