|
|
|
T. Bokma Hoe de weldaad vergolden werd, druk 1, 40 blz. | Geïll. omslag. 2 zwarte plaatjes. Prijs 25 cent. De hoofdpersoon van dit verhaal is een mismaakte knaap van 10 jaar, Maarten geheeten. Vanwege zijn gebrek wordt hij door zijn schoolmakkers bespot en achteraf gezet. Het doet den armen jongen groot verdriet, dat hij niet mag meespelen. Johanna Jansen, een meisje van 9 jaar, heeft medelijden met hem en weet haar broertje Wouter te bewegen, dat hij Maarten laat meedoen. Als Maarten thuis ongehoorzaam is geweest, springt ze voor hem als vredestichtster in de bres. Wouter neemt het op aandrang van zijn zusje voor Maarten op tegen zijn kwelgeesten. Later redt Maarten zijn kleine weldoenster uit het water. Hij wordt dientengevolge ernstig ziek, doch mag weer herstellen. Van nu aan wordt hij door zijn maklers niet meer achteruit gezet, maar geëerd om zijn moed. Ook de ouders van het geredde meisje toonen hun dankbaarheid, door den dapperen knaap een fraai geschenk te geven. Voor jongere kinderen is dit eenvoudige verhaal niet onaardig. Rijk is de inhoud wel niet, zelfs eenigszins "gewoon", zóó dat men het verloop reeds voorspellen kan, maar toch is het boekje wel lezenswaard. De taal is goed en de stijl tamelijk vlot. De Schrijver verhaalt op aangename wijze. Doch uiLdrukkingen als: postuur (12) en pak rammel (14), keuren wij af. Op bladz. 32 vonden wij een drukfout: en "(er) is nog Een". "Heer" en "Heere" worden afwisselend gebruikt. Ook had wel wat nader omschreven mogen worden, wat een "slikboer" is. Dit verhaal zal bij de kinderen wel in den smaak vallen. Het ietwat avontuurlijke tintje verhoogt voor hen de aantrekkelijkheid. Diep gaat het boekje niet, zelfs valt het van oppervlakkigheid hier en daar niet vrij te pleiten. Duidelijk wordt echter in het licht gesteld, hoe verkeerd het is, ongelukkige kinderen te bespotten en met nadruk bindt de Schrijver zijn lezers op het hart, navolgers van Jezus te zijn in liefdebetoon en in medelijden. Ook wordt de noodleugen als zonde veroordeeld. Daarbij doet het boekje uitkomen, dat kinderen wat voor elkander moeten overhebben. En dat er op gewezen wordt, hoe men voor alle weldaden bovenal den Heere, als den Gever alles goeds moet danken, is alleszins uitnemend. Dergelijke geboden behooren in kinderboekjes den jeugdigen lezers te worden voorgehouden. De strekking is loffelijk. Het uiterlijk is minder gelukkig. De plaatjes zijn niet onaardig, maar ze spreken niet. Tegenover den titel staat een aardig ventje geteekend, maar het is geen illustratie van een moment uit de vertelling. Verder is er nog een zwart plaatje, dat ons een feit uit het verhaal moet veraanschouwelijken, maar het plaatje staat tegenover blz. 12, en het feit wordt vermeld op blz. 31. Ook heeft het plaatje geen onderschrift uit den tekst. De hoofdstukken hebben wel opschriften, maar geen nummering. Aan het slot ontbreekt de inhoudsopgave. De uitvoering had beter kunnen zijn. Doch om de goede strekking kan dit verhaal worden aanbevolen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1913 |