|
|
|
Elisabeth Wetherell Hoogmoed en ootmoed of de twee meisjes op de kostschool , druk 3, 96 blz. | "Hoogmoed en Ootmoed, of twee Meisjes van de kostschool", door E. Wetherell. De kern van dit boek is goed. De waarheid ; ootmoed en schuldbesef moeten ons tot God drijven, zal nooit verouden, dit ben ik met Prof. J.J.P. Valeton, die bij dit boekske een voorrede schreef, geheel eens. Maar wat den vorm betreft kan ik het niet aanbevelen; die is ouderwetsch en zeurig. Hoeveel wordt er geweend en gesnikt! Ook komt het "lieve" (my dear) er veel te veel in voor, evenals in "De Wijde, Wijde Wereld" van dezelfde schrijfster. Voorts lijkt het mij niet heel goed voor het karakter van Annie (Ootmoed), steeds tot voorbeeld gesteld te worden aan Emmy (Hoogmoed) | Boekbeoordeling in Het Kind, 13-08-1910 Open Boekbeoordeling. |
Elisabeth Wetherell Hoogmoed en ootmoed of de twee meisjes op de kostschool , druk 3, 96 blz. | Dit verhaal leidt ons in het Engelsche kostschoolleven in, waar we vooral Emmy Shaler, die als type van hoogmoed geschetst wordt, leeren kennen; alsook Annie Fronk, verpersoonlijking van den ootmoed. Een boosaardig opzet van Emmy met eenige harer vriendinnen wordt bijna oorzaak van den dood zoowel van Emmy als van Annie, die in de ziekenkamer eerst schijnbaar nader tot elkander komen, maar na ontdekking van het vroegere plan komt de hoogmoedige, wel vernederde, maar niet gebroken geest van Emmy opnieuw uit, zoodat ze in het midden harer vriendinnen niet meer kan verkeeren, en met een verhard gemoed de kostschool ontvlucht. De hoogmoedige Emmy ziet in den spiegel der wet, hoedanig zij is en gaat weg. Hare droefheid is die der wereld, die den dood werkt. De ootmoedige Annie gevoelt zich gedurig schuldig, maar leunt geloovig op Christus. Een boeiend en pakkend verhaal. Meer echter voor jongelieden dan voor kinderen. Voor de laatste gaat het veelal te hoog. Hier en daar nadert de auteur de grens van het onnatuurlijke en zonderlinge, bladz. 18-21; en het tot twee maal toe onbemerkt nederzitten van Annie vlak bij de andere meisjes (blz. 22 en 24). Ook behoort hiertoe het plotselinge en eigenmachtige vertrek van Emmy (blz. 95). In deze tafereelen is, helaas! de vorm aan de strekking opgeofferd. Welke de strekking is, geeft de voorrede duidelijk aan: de zaligheid van den arme van geest en de onzaligheid van den hooggevoelende. 't Is misschien gewaagd, om op de beoordeeling van PROF. VALETON iets af te dingen. Hij zegt : "'t Boek geeft een praktische oplossing van het vraagstuk : hoe wordt het jeugdig hart het best tot bewustzijn van zonde gebracht? Zonder het te zeggen, verwacht de Schrijfster die overtuiging van den Heiligen Geest." Dat getuigenis is waar. Doch waarom toch niet met ernst en nadrukkelijk van de werking des Geestes getuigd? Het boek bevat wel eene duidelijke verwijzing naar het borgtochtelijk lijden van Christus. Toch is het op verre na geen Gereformeerd geschrift. Want van Gods vrije verkiezende liefde, van de voorrechten der verbondskinderen, van den Heiligen Doop, en van de bediening des Woords komt er geen letter in voor. De Schrijfster laat de directrice tot een hoogmoedig, Gode en zijnen dienst vijandig meisje zeggen : "Hebt gij ooit geloofd, dat Jezus zijn leven voor u gesteld heeft?" En het kind geeft op de vraag ten antwoord, dat Christus zich gegeven heeft tot een rantsoen voor allen. Op pag. 56 laat zij een geloovig kind zeggen "Jezus stierf, opdat de zonden van iedereen konden vergeven worden." Deze remonstrantsche geest werpt eene schaduw op dit overigens uitnemende boek. Het vele goede, dat er in gevonden wordt, maakt het tot een geschrift, dat inderdaad een helder licht werpen kan op het pad van het jonge leven, en waardoor het voor velen onder 's Heeren zegen van groote beteekenis kan zijn. Maar de algemeene-verzoeningsgeest, de ziekelijk methodistische strekking, waardoor enkele episoden vooral rieken naar het zondaarsbankje van het Leger des Heils (blz. 15 v.v.), en ook het feit, dat het voor kinderen veelal niet bevattelijk is, zijn oorzaak, dat wij onzen Zondagsschoolbesturen niet durven aanraden, het uit te deelen. In menig opzicht is het eene prachtige roos, die het oog bekoort, maar doornen, die aan den stengel zitten, maken ons schuchter, om haar voor onze kinderen te plukken en ze hun in de handen te geven. Wel doet het ons leed, doch het schoone moet voor het noodzakelijke achterstaan. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiƫn van "Jachin", 1904 Open Jachin-boekbeoordelingen. |