|
|
|
Elisabeth Hun afscheid , druk 2, 40 blz. | Twee weesjes, op een bovenkamertje in een der achterbuurten eener groote stad achtergebleven, trachten - hij als krullenjongen, zij als bloemenmeisje, - zich zelf te helpen. Ze worden door een rijken kindervriend opgemerkt, die hèm, om zijn aanleg, een muzikale opleiding geeft en háár in een weeshuis plaatst. Hun afscheid is allerliefst geteekend. Dan komt eene soortgelijke gebeurtenis, 50 jaar later, waarin de gewezen krullenjongen, als musicus beroemd en rijk geworden, zijn medelijden toont en heel zijn jeugd weer voor zich ziet. Het laatste gedeelte zal de jeugd minder belangstelling inboezemen, is voor kinderen ook niet duidelijk. Strekking is, te laten zien, hoe "armen en rijken elkaar ontmoeten". De wijze, waarop over den weg ten hemel en over 't gebed gesproken wordt, is dikwijls niet bevorderlijk aan 't doen ontstaan van juiste voorstellingen. "We moeten maken, dat we in den hemel komen" (bl. 21); "zul je maken, dat je ook ...." (bl. 36); "we moeten zorgen ..." (bl. 34); "als we heel veel van den Heere Jezus houden en altijd weer spijt hebben, zal God ons wel doorlaten" (bl. 24). Als curiosa uit de kindergesprekken zijn zulke uitdrukkingen voor ouderen wel aardig; in een leesboekje voor kinderen moesten ze niet voorkomen. Evenzoo: "Bespreek alles eens met ... den Vader in de hemelen." (bl. 19). Taal en stijl zijn over 't geheel zeer goed. 't Is o.i. jammer, dat de schrijfster menschen uit de volksklasse hun eigen taaltje laat spreken. Uitdrukking als : "ze bennen," "bent uwe," "van weges derlui femielje," "fatsoenlijke," "mot", "daar prakkezeert ie nou aldoor over" (bl. 10, 11, 15, 16, 28, 32, 39) strekken 't boekje niet tot sieraad. Men vergete niet, dat onze kinderen ook uit hun boekjes beschaafd Nederlandsch moeten leeren. Hier en daar is de gedachte of de inkleeding te hoog, bijv. op bl. 36 : "Andere stemmen, ... luider en machtiger, hadden den klank van dat stemmetje verdoofd; andere woorden hadden de beteekenis dier woorden verzwakt; andere tooneelen hadden dat tooneel - weggewischt niet! - maar toch verdonkerd." Soms ook geheel onverstaanbaar; zoo op dezelfde blz. "Hij probeerde zich voor te stellen, hoe ze nu zou wezen in den hemel; - en al zou hij 't niet onder woorden hebben kunnen brengen, wàt hij aanschouwde, dat gelukte hem beter." Aanbevelen kunnen wij het niet. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1907 |
Elisabeth Hun afscheid , druk 2, 40 blz. | Elisabeth kan goed vertellen. Dit boekje is er weer het bewijs van. Zij verhaalt hier op echt kinderlijke wijze iets uit het leven van twee weeskinderen, Willem en Geertje Dekkers. Willem is krullenjongen en Geertje bloemenverkoopstertje. Een zekere heer Walders trekt zich hun lot aan en door zijn bemoeiïng wordt Willem in de muziek onderwezen, waarvoor hij veel aanleg blijkt te hebben. Geertje wordt in een gesticht opgenomen. Enkele jaren later sterft zij, na een roerend afscheid van haar broer genomen te hebben, dat op hem een diepen indruk maakt. Toch gaat in den loop der jaren deze indruk onder zijn afleidende bezigheden - hij is ondertusschen een gevierd musicus geworden - schijnbaar verloren, totdat hij, op tamelijk hoogen leeftijd gekomen, een bijna gelijk geval ontmoet, als waarin hij in zijn jeugd verkeerd heeft. Deze gebeurtenis brengt hem alles weer te binnen, en is aanleiding, dat hij de laatste jaren zijns levens wijdt aan den dienst des Heeren. Dit verhaal zal de jeugdige lezers wel aantrekken. Het is in prettigen vorm geschreven. Doch de platte volkstaal, die de Schrijfster soms gebruikt, achten wij vooral in heilige dingen geheel ongepast. De uitvoering is keurig; alleen zijn vooral op het eerste plaatje de kinderen o.i. te jong geteekend. Het thema is verre van nieuw. De Schrijfster brengt in dit werkje personen en persoontjes ten tooneele, die te dikwijls in onze kinderlectuur voor 't voetlicht komen. Een paar arme kinderen. Een weldoener. Een sterfgeval, en een tot rijkdom en eere gekomen kind uit de een of andere achterbuurt. Ziedaar de stoffage van dit kinderboekje. Het ook thans weer door ons herhaald bezwaar is, dat er zoo weinig realiteit in gevonden wordt. Het realisme speelt zoo'n groote rol in onze litteratuur. Alleen onze Christelijke kinderlectuur blijft daaraan, naar het schijnt, gespeend. Wij hebben hier het oog, niet op het valsche, maar op het gezonde en schriftuurlijke realisme. De kinderen lezen dergelijke verhalen wel, maar ze hebben er zoo weinig aan. De personen staan buiten het leven, dat zij zelf aanschouwen. Als zij nadenken, spreken ze 't uit: "We zien zelf nooit zoo iets gebeuren", en al zijn er wel verhalen, waarin alles nog veel mooier loopt dan in "Hun afscheid", toch zal menig ontwikkeld kind alleen worden tevreden gesteld voor zijn bewustzijn, bij het opkomen van allerlei vragen, door het feit, dat ook deze vertelling een gebeurtenis behandelt, die ver weg in een ander land is voorgevallen. Zeer degelijk vinden we den inhoud van "Hun afscheid" niet. Het godsdienstig element is zwak. De prediking van het kruis van Christus wordt er in gemist, van noodzakelijkheid der verzoening en der wedergeboorte door den Heiligen Geest is geen sprake. Op pag. 24, komt de gewaagde stelling voor: " Vader en moeder zouden niet zoo graag naar den hemel gegaan zijn, als 't voor ons zoo moeilijk was, om er ook te komen". "Als wij heel veel van den Heere Jezus houden, en altijd meer spijt hebben, zal God ons wel daar laten" (in den hemel n.l.) Er is geen geestelijke diepte in dit werkje. Op pag. 23 wordt het "leugentje om bestwil" vergoelijkt. Het gebedje is daar zeer kinderlijk, o.i. echter voor een jongen van Willems leeftijd te kinderlijk eenvoudig. Het is de bedoeling van de Schrijfster, duidelijk te maken, dat kleine oorzaken dikwerf groote gevolgen hebben en dat de Heere de eenvoudigste middelen menigmaal gebruikt, om menschenkinderen tot hun bestemming te brengen. Tevens toont ze aan, dat het de roeping is van degenen, aan wie barmhartigheid is geschied, op hun beurt barmhartigheid te bewijzen. Aangezien het godsdienstig element in dit boekje zoo zwak is, kunnen wij het slechts matig aanbevelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1907 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
Elisabeth Hun afscheid , druk 2, 40 blz. | Ik noem ook nog een 5den druk van "de Bijbelcolporteur in Oostenrijk," door J.C. Luiting, en het mooie "De kleine Zendeling," van D. Alcock, een verhaal van twee knapen uit de landpalen van Tyrus en Sidon, gevangenen van een vorst van Abyssinie. Zeker een niet alledaagsch of afgezaagd onderwerp. Dit is ook 't geval met "Arie's preek", door Nora. Dit begint heel aardig met "kerkje spelen" op 't strand. Ik ben echter in mjjn leven nooit kinderen tegen gekomen, die bij elke gelegenheid, waar het te pas komt, tot de groote menschen zeggen : "God is liefde!" maar ik ken ook lang niet al de kinderen die op de wereld zijn; 't kan dus best zijn dat er zulke kleinen als Arie bestaan. Het eerste hoofdstuk is zeer goed. "Grootmoeders jongen" uit het Engelsch door Quirina bevalt me beter. Kan het, dat een kind zoo op eens als een blad van den boom verandert? De gedachte in dat boekje neergelegd en dat spreken van nicht Barbara en van den kleinen held is allerliefst. "Het Tyroler kind," door Veka, las ik met groot genoegen. Het lieve titelplaatje geeft reeds hoop op iets goeds en die hoop wordt niet beschaamd. De uitbeelding der gravin zoo rijk gekleed, bevalt me toch maar matig in dat opgeschikt toilet en de twee meisjes bij blz. 32 doen mij even denken aan ronde poppengezichtjes. "Slecht beloond," door H.J. Staverman; al is 't geen nieuwe uitgave, zoo noem ik dit werkje, dat mij toevallig in handen kwam, toch gaarne. Er wordt in verteld van Robert Pulton, den uitvinder der stoombooten. "De Apostel van het Hoorden," door J. Verhagen Jr. beschrijft het leven en werken van "Anschar." Goed, voor niet al te jonge kinderen. A.J. Hoogenbirk geeft ons deze keer: "Twee Overwinnaars" een degelijk werkje, zooals we dat van den schrijver gewend zijn, uit den tijd van de vervolging der Puriteinen en "De Twee Broeders"; beide zijn keurige uitgaven, maar ik vrees dat ik voor dit laatste en de volgende meer lijvige boekdeelen geen tijd zal hebben ze te lezen en te beoordeelen voor Kersttijd; daarom wil ik ze hier alleen noemen: "Negen dagen Koningin" naar 't Engelsch door Rhona. "De Geuzenadmiraal van Zeeland" door A. van der Flier. "Bastiaan de Rotterdamsche Straatjongen" door M. van der Staal. Een tweede druk is verschenen van "Hun Afscheid," door Elisabeth, een allerliefste schets, zoo los geschreven; bekoorlijk om 't eenvoudig, natuurlijk spreken der kinderen en der arme lieden in hun eigen taaltje, en om den blik dien we krijgen in 't hart der lieve kinderen die hier meesterlijk worden geteekend, op de manier van Hesba Stretton. Ook de illustraties van W.S. (zeker Wilm Steelink?) zijn zeer goed.en keurig werkje voor kinderen van 10 à 12 jaar. 't Verhaal boeit van de eerste tot de laatste bladzijde. 't Geheel is uitstekend verteld. Hierin treedt natuurlijke vroomheid naar voren. Geen preekerige kindertjes, oefenaars in den dop. Er gloeit een vlam van de Liefde Gods op de hoofden der personen, die worden voorgesteld. Ook de taal en de stijl zijn goed verzorgd. Op blz. 10 is echter aan "opofferen" een verkeerde beteekenis gegeven. 't Boekje verdient warme aanbeveling. | Boekbeoordeling in Het Kind, 21-12-1907 |