|
|
|
Betsy Jantje en Kees , druk 1, 40 blz. | Jantje is een jongetje uit eene buitenwijk van Rotterdam, dat met medelijden vervuld wordt bij 't zien van een hinkend en geplaagd hondje. Hij neemt het mee en behoudt en verzorgt het. Hij hecht zich zeer aan Kees en de hond aan hem. Maar ... een agent komt waarschuwen, dat voor 1 Febr. de belasting moet voldaan worden; anders wordt Kees weggehaald en afgemaakt. Deze boodschap veroorzaakt groote droefheid in 't gezin, maar vooral bij Jan. Deze kan, zoo meent hij, Kees niet afstaan en onderneemt eenen zwerftocht, ten einde zijnen vriend te beschermen tegen den verwachten en gevreesden agent. Hij verdwaalt, bidt om terechtbrenging en om vijf gulden, valt op eenen steenhooi in slaap, wordt door eenen politieman gevonden en bij zijne ouders teruggebracht, krijgt van eenen vriendelijken heer vijf gulden en is nu overtuigd, dat bidden altijd helpt. Het is niet overbodig, dat de Schrijfster voorop zet: een waar verhaal, want de inhoud heeft wel iets vreemds. Vooral komt het ons raadselachtig voor, dat Jantje zoo maar gerust op de steenen gaat slapen in de koude, alsof hij in zijn bedje stapte, en dan nog vooraf tot zijn hondje zegt: "Nacht, Kees!" Dat is op 't kantje af van al te mooi te zijn. Men moet niet meer kleuren aanbrengen, dan het onderwerp verdragen kan. Het zou natuurlijker en meer waar zijn geweest, wanneer het kind vermoeid van het schreien in slaap gezonken was. De stijl is frisch en levendig. Een echte kindertoon. Hier en daar iets te plat, wanneer in plaats van hij geschreven wordt ie. Ook moest de Schrijfster die talrijke nieuwe woorden weglaten, zooals : schreeuwlach, huilgezicht, traanoogen, enz. Deze ontsieren vooral een verhaal, dat voor jonge kinderen bestemd is. Ook komt het ons min gewenscht voor, den Heere te noemen "onzen lieven Heer", en de kerk "onzen lieve Heer zijn huis." Deze terminologie dunkt ons niet eerbiedig. Dat Jantje, zeven of bijna zeven jaar oud, niet weet, dat hij op Zondag niet koopen mag; dat hij 't geld van de Zondagsschool zonder kloppingen in zijne consciëntie aan lever voor Kees besteedt en eerst door eene lange redeneering van de Zondagsschooljuffrouw van zijne verkeerdheid overtuigd wordt; dat hij slechts éénen keer, bij het doopen van een zusje in de kerk is geweest; dat Vader en Moeder, die toch blijkbaar instemmen met de woorden der juffrouw en den Rustdag heiligen, zoozeer op den achtergrond treden, .... dit alles komt ons min gelukkig voor. Eerlijk gezegd, de stof is wat arm voor 40 bladz., en alleen de onderhoudende manier van vertellen en de gezelligheid van toon zullen jonge kinderen over de breedsprakigheid der Schrijfster heen helpen. Oudere klagen misschien over kinderachtigheid of zoo iets. De plaatjes zijn lief en houden verband met den inhoud. Ook de illustraties tusschen den tekst hebben verdienste. Druk en papier zijn te loven. Maar met de strekking van dit verhaal kunnen wij ons moeilijk vereenigen. De Schrijfster noemt die zelf (blz. 40): "dat de Heer in den hemel luistert ook naar het kindergebed, en dat ieder kind met alles, wat zijn kleine hart bezwaart, tot dien Hemelschen Vader mag gaan." Verhooring van gebeden, als hier genoemd zijn, heeft de mensch nu eenmaal niet te wachten. Hoewel de vorm ernstig is, eert het slot van het verhaal o.i. het heilig karakter van de zaak des gebeds niet. Het koopen van eenen hondenpenning (immers toch eene zaak van weelde) is niet de gebedsverhooring, die God in zijn Woord beloofd heeft. Ook zullen de jonge kinderen den indruk ontvangen "dat bidden altoos helpt" in dien zin, dat God steeds geeft, wat wij vragen. De Schrijfster had althans met eenige woorden moeten aanwijzen, dat de Heere om wijze en heilige redenen hun soms onthoudt, wat zij begeeren. Aangezien het boekje vrij, neen zeer oppervlakkig is en een zoo onbeduidend onderwerp op zeer gerekte wijze behandelt, durven wij het niet aanbevelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1904 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
Betsy Jantje en Kees , druk 2, 40 blz. | "Jantje en Kees", voor 6 - 1O jaar van dezelfde, is ook een groote lieveling van mij en eender eerste werkjes, die ik in "Het Kind" besprak. Ik deed het vrij uitvoerig in 1906 in No. 18. Iemand, wie ik het ter lezing gaf en aan wier oordeel ik veel waarde hecht, had wel een paar bezwaren en die deel ik u gaarne mee. 1. "Jantje deed kwaad met weg te loopen", doch "Betsy" wijst daarop door te schrijven: "zij dachten er heel niet aan, in hun blijdschap, den kleinen weglooper te beknorren ..." 2. Zoo iets gebeurt niet elken dag; wèl iets als 't geen ons verteld wordt in "Gedaan wat zij kon". Ik meen echter dat naast het gewone, ook wel eens het buitengewone mag, ja moet beschreven worden. 3. "Dit kindergebed werd verhoord, maar lang niet alle gebeden worden, naar der kinderen wenschen, verhoord". Moeten wij daarom elk verhaal, waarin van gebedsverhooring sprake is, weren? Deze vraag zou ik wel eens nader besproken willen zien in dit blad. | Boekbeoordeling in Het Kind, 20-11-1909 Open Boekbeoordeling. |