|
|
|
W. van Wilkerdon Kinderen des Allerhoogsten, druk 1, 231 blz. | Eene Zigeunerbende bezoekt een dorp, brengt daar alles in rep en roer, en doet eenen aanslag op eene boerderij. Deze aanslag wordt verijdeld door eenen jongen van de bende, die gewond bij de boerderij achterblijft en door den godvreezenden boer als kind wordt aangenomen. Die jongen is de held van het verhaal. Hij wordt door den boer opgevoed, die daaraan geen gemakkelijk werk heeft, hoewel meer en meer blijkt, dat er onder de ruwe oppervlakte eene edele kern verborgen is, door den Heere bewerkt. Valsch beschuldigd van eenen diefstal, wordt onze, held voorloopig gevangen gezet: de schijn is tegen hem. Vóór nog het vonnis geveld wordt, komt het echter uit, een knecht van den boer de schuldige is. Paul wordt bevrijd en het einde kroont het werk. De Zigeunerknaap en de boer zijn het middel in Gods hand tot bekeering der wereldsche burgemeestersvrouw. Dit boek zal de aandacht der jeugdige lezers spannen als eene veer. Van het begin tot het einde trekt Paul ongetwijfeld hunne belangstelling. De ontknooping gaat wel wat plomp toe en laat eenigszins onbevredigd. De stijl is heel vlot. De natuurbeschrijvingen zijn hier en daar treffend. Het zijn schetsjes met de pen, die stralen van licht. Niet alleen munt het boek uit door zijn schilderend element, er komen ook uitnemend geslaagde karakterteekeningen in voor b.v. dat van den rijken, ongeloovigen molenaar Hoek. De boetseering van zulk een karakter is een meesterstukje. Enkele uitdrukkingen als : "Duvekatersche jongens",' "sacrie", "satanisch roovertuig", "stomme kerel", "vervloekte molen" hadden wij er liever niet in ontmoet. Zoo licht worden zulke spreekwijzen door de jeugd overgenomen. Overal wordt "Heer" voor "Heere" gebruikt. Eene afbeelding van den hoofdpersoon siert den omslag. Vier mooie plaatjes "verluchten" het boek. Licht en schaduw zijn in zachte tinten aangebracht. Zij geven aan het boek een merk van fijnheid. De druk is helder. Mooi papier. In één woord : aan dit keurige boek is alles even keurig. "Kinderen des Allerhoogsten" luidt de eenigszins vreemde titel, ontleend aan Psalm 82 : 6, welk vers ook als motto op de voor-de-handsche bladzijde te lezen staat. Of die titel gelukkig gekozen is, wagen wij te betwijfelen, omdat in dit Schriftwoord gesproken wordt van de overheid. Zonder nu dien titel goed te keuren, achten wij de strekking uitnemend. Alle menschen, hoe ver weggezonken, zijn naar het beeld Gods geschapen. Daarom mag men van eene bende vagebonden, als de zwervende Zigeuners, niet spreken, als van beestenvolk, maar heeft in hen te erkennen medemenschen, die ook door Gods genade kunnen behouden worden. Maar niet alleen tot de tegenstelling van Zigeuners en rustige burgers bepaalt zich deze strekking. Er is geene aanneming des persoons bij God en zoowel voor de mevrouw van hoogen stand als voor den eenvoudigen boer is alleen bij Jezus de ware rust te vinden. Dit leert ons deze geschiedenis, die weldadig aandoet door de getuigenis van Gods rijke genade voor schuldige zondaren en van zijne Vaderlijke trouw voor zijn volk. Jammer vinden wij het, dat in dit met talent geschreven verhaal de algemeene verzoeningsleer hier en daar te voorschijn komt. "De goeddoende Meester, zoekende en zaligende al wat verloren was" (blz. 206), zulk eene uitdrukking kan er toch niet mee door. Een onherboren mensch mag ook geen "tempel van den Heiligen Geest" genoemd worden, zooals op blz. 200. Doch dit zijn zeer sporadisch voorkomende vlekken. Daartegenover staan vele schoone bladzijden, die heerlijk doen uitkomen de kracht der liefde, den rijkdom van Gods genade, het voorrecht van den geloovige. Door het samenknoopen van zulke belangrijke motieven schept de auteur zich telkens nieuwe en verrassende overgangen, die hem met vasten tred op zijnen weg doen voortgaan. De Schrijver heeft de verwachting, in ons vorig Verslag uitgesproken, dat hij nog heugelijke beloften voor de toekomst bood, niet beschaamd. Met de hope, nog meer zulke goed geschreven verhalen van zijne hand te mogen ontvangen, bevelen wij dit boek vrijmoedig aan. Het is niet voor de jonge leerlingen geschikt, maar voor de oudste des te beter. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1904 Open Jachin-boekbeoordelingen. |