|
|
|
W. Schippers Klavervier, druk 1, 160 blz. | G. K. C. 0. Geen pl. Een rijke boerendochter, Marie Groskamp, ontvangt een aanzoek van Bart Brakkers, den zoon van den eveneens rijken buurman van Klavervier, de hoeve der Groskamps. Marie wil echter van den jongen niet weten. Hij is een woesteling en vechter; als kind heeft hij die eigenschappen al gehad; een zoontje van de weduwe Rijnberg, Wulfert, heeft hij zóó met een steen tegen 't hoofd gegooid, dat de jongen onnoozel is geworden, en ook nu hij ouder is, is hij dezelfde gebleven. Hij wil en zal Marie Groskamp hebben en bedreigt haar dat hij elken jongen man, met wien hij haar samenziet, afranselen zal. Om al deze redenen kan Marie, die een zacht en goed meisie is, niet van Bart houden. Haar vader echter zou een verbintenis gaarne zien, omdat die de scheiding tusschen de uitgebreide bezittingen zou doen wegvallen. Zoo is er wrijving op "Klavervier", waar tevoren altijd vrede was. Het dorp zal aangetrokken worden bij een nieuwe spoorwegverbinding door de streek. Zoo komt Albert van Limmen, als opzichter bij het werk, op 't dorp. Als hij een der eerste dagen aan Marie den weg vraagt, ziet Bart hen beiden en bedreigt den opzichter. Maar deze is een flinke jonge Fries, die dit gepraat niet telt. Later, als Van Limmen ergens buiten loopt en door Marie en haar vriendin uitgenoodigd wordt mee te rijden in het rijtuig, waarmee ze hem passeeren, komt de eerste botsing. Bart is toevallig ook in de buurt en gaat den opzichter te lijf. Deze is echter sterker dan hij en Bart belandt in de sloot. Voortaan heeft hij maar één levensoel: zich te wreken. Van Limmen is intusschen met Marie op vertrouwden, voet gekomen en haar vader, die eerst iets van hem weten wilde, is hem ook beter gezind geworden, sinds hij weet, dat van Limmen en Friesche boerenzoon is, die alleen tot een ander vak is overgegaan, omdat op de boerderij van zijn vader geen plaats voor hem was naast zijn oudere broers. De opzichter komt een enkele maal op Klavervier te visite en is er weldra een gaarne geziene gast. Hij en Marie worden het samen eens, en vader Groskamp besluit in stilte en boerderij te koopen, om daar straks de jongelui te installeeren. Op een winterdag gaan Marie en Van Limmen schaatsenrijden. 's Avonds, als hij haar thuis brengen zal, wacht Bart het paar op en, als ze zijn schuilhoek voorbijgaan, slaat hij met zijn zwaren knuppel, doch treft Marie op het hoofd. Op 't zelfde moment echter schiet Wulfert, de onnoozele, maar lichamelijk geweldig sterke, toe en zou Bart zeker gedood hebben, als niet Van Limmen tusschenbeide was gekomen. Marie is dagenlang in doodsgevaar, maar knapt eindelijk op. Bart, in de gevangenis terechtgekomen, is door het gebeurde en in 't bijzonder door het optreden van Van Limmen zoodanig getroffen, dat hij geheel verandert. Als hij straks thuiskomt, vraagt hij allen vergeving en wordt zelfs van Linnens vriend. Intusschen is de boerderij gekocht en de bruilofsdag van het jonge paar vastgesteld. Vermoedelijk is dit boek een van de deeltjes "spoorweglectuur", die de Fa. Voorhoeve in den handel brengt, met de bedoeling, zoo te evangeliseeren. In elk geval leest het gemakkelijk en heeft het een evangeliseerende strekking: Bart, in de macht der zonde bijna tot moordenaar geworden, wordt door de christelijke houding van zijn vijand getroffen en tot inkeer gebracht. En die houding van Van Limmen is gegrond in zijn belijden met woord en daad van het christelijk geloof. Over 't algemeen is de psychologie van dit boekje goed. De karakters zijn goed geteekend en behoorlijk gemotiveerd. De trotschheid van den rijken boer Groskamp, het door levensverdriet gelouterd inzicht van de weduwe Rijnberg, de bruutheid van Bart Brakkers, het rustig-vertrouwende van Van Limmen, al deze elementen zijn zuiver weergegeven en als bestanddeelen van het verhaal in het juiste licht gesteld. Ook is de toon goed positief en komt de kracht van geloof en gebed, ook de vernieuwing der bekeering, duidelijk uit. De vroomheid ligt niet op het verhaal, maar heeft den geest daarvan doortrokken. Wij gelooven dan ook, dat dit boek als Evangelisatie-lectuur goed geslaagd is en zeker aanbeveling verdient. Alleen - 't loopt alles wel wat heel mooi en dat maakt de kracht van het verhaal niet sterker. Er blijft ten slotte niets te wenschen over: Van Limmen en Marie krijgen elkaar. Bart wordt van vijand een vriend, Wulfert legt zijn haat tegen Bart af, Groskamp verliest zijn hoogheid en zelfbewustheid. 't Is alles natuurlijk mogelijk, maar wel wat te mooi om werkelijk te zijn. Bovendien is de Zondagviering een andere, dan die wij in Geref. kringen gewoon zijn. En voorts is de toon der dialogen stijf: een vader zegt niet tot zijn dochter: "gij kunt", en een weduwe, -die haar geschiedenis vertelt, spreekt geen boekentaal. Principieele bezwaren in religieusen zin hebben we tegen dit boek niet; wel in paedagogischen zin, in zoover als het voor Zondagsschoolkinderen niet geschikt is. Het is eerder lectuur voor de oudste leerlingen der vervolgklasse. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1927 |