|
|
|
Rie van Rossum Kleine poppenkast, druk 1, 286 blz. | Trijntje Schothorst, een kordate, wat eigengereide schooljuffrouw, die tegen de veertig loopt, is de interessante hoofdfiguur van deze boeiende roman. Zij is secuur en betrouwbaar in haar work, niet overmatig bedeeld met uiterlijk schoon, maar kerngezond, vitaal en beslist niet sentimenteel .Bij het begin van een nieuw schooljaar blijkt de plaats van Hilda, die getrouwd is, te zijn ingenomen door een veel jongere collega van nauwelijks twintig jaar. Met de verschijning van dit knappe, argeloze, maar stellig niet onnozele onderwijzeresje begint de deining. Ten slotte wordt de alarmtoestand zelfs volkomen. Zij krijgt namelijk door alienlei voorvallen de faam van een geraffineerde verleidster en de catastrofe lijkt onafwendbaar. De oudere onderwijzeres tracht de situatie te redden in de overtuiging dat de vrijgezel Sparreman, die zij kent van wandeltochten in de vrije natuur, zeker voor de charmes van de jonge vrouw zal bezwijken. Alles loopt echter heel anders uit en dit koppelen uit noodzaak gaat niet door. Wanneer niet alleen de jonge onderwijzeres, maar ook een van de onderwijzers ontslag genomen hebben is de voorstelling afgelopen. De poppenkast heeft gespeeld, en hoe. Alle personages vervulden hun rol: Jan Klaassen en vele anderen. Alleen Trijn is overgebleven met haar brede rug en met lege handen. | Omschrijving inhoud in boek |