Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Ida Keller

Klein Anneke, druk 1, 54 blz.
Jacob Verhees, mandenmaker, wordt longlijder, verliest zijn vrouw en gaat maatschappelijk zeer achteruit. Armoede is het deel van het gezin. Het oudste meisje, Anneke, een meisje van een jaar of twaalf, zorgt voor 't huishouden en verkoopt het mandwerk. dat vader op zijn bed nog vlechten kan. Verhees is een godvreezend man. Zijn geloovig vertrouwen, dat de Heere uitkomst geven zal, wordt niet beschaamd. Twee uitreddingen vermeldt het verhaal: eens door een half idioten jongen en een hem onbekend dienstmeisje. Een ander maal toont Anneke medelijden met een verdwaald Belgisch vluchtelingetje en komt daardoor in aanraking met een dame van 't Steuncomité (het verhaal is "up to date)", die de zorg voor 't gezin op zich neemt. Deze vertelling is eenvoudiger van vorm dan wel met vroegere boeken van Ida Keller 't geval was. Toch kon de Schrijfster in de richting van zelf beperking nog wel iets meer doen: korter zinnen en niet te hoogdravend; indien zij wat kinderlijker was, zouden haar boeken ook beter voor kinderen geschikt zijn. Mogelijk, dat de stijl daardoor in vlotheid zou winnen. 't Is de Schrijfster hier niet gelukt den rechten kinderlijken toon te treffen. Dwaas is de verzuchting van een negenjarigen jongen: "Vervelend, dat poffen" (blz. 11). Dat huizen, als soldaten onberispelijk in de rij staan (25), is geen mooie vergelijking. Als Anneke's vader zoo arm is, waarom behield Anneke dan het gekregen dubbeltje? Is dat niet wat onnatuurlijk? (47). Vader kon het toch zoo goed gebruiken. De "toevalligheden" zijn in dit verhaal niet zoo groot, dat ze tot het onwaarschijnlijke gaan behooren. Na lezing zegt men - 't boekje zij fantasie of werkelijkheid - 't is in ieder geval mogelijk, dat de dingen zoo gepasseerd zijn. Dit in aanmerking genomen, kan 't verhaal dienst doen tot opwekking van geloovig vertrouwen in dien God, die naar Zijn belofte voor zijn kinderen zorgt, ook in de dingen van 't tijdelijke leven. De strekking is te prijzen. Duidelijk treedt hier in het licht, dat de zegenende ziel zal vet gemaakt worden. De groote fout in deze vertelling is, dat alles juist om de tijdelijke dingen draait, om redding uit armoede. Er wordt geleerd, dat God daaruit zeker helpt. Van zonde, geloof, bekeering is nergens sprake, al wordt de waarheid dezer dingen ook niet ontkend. Wie anderen weldoet, zal gezegend worden, dat is een stelling, die in dit boekje telkens wordt gepredikt. Maar dan zijn schier alle menschen "vroom". Tot zelfs een vrouw uit het Amsterdamsche straatpubliek. Op bl. 24 vinden we deze "fraaie" passage: "En dan (nl. in tijden van nood) leert men wel bidden, al is het nog zoo woelig en zoo druk om ons heen, want dan bidt de Heilige Geest zelf voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen, onafhankelijk van de woorden en de klanken die wij stamelen, en van dat bidden verstaat God wel den zin. Op adelaarsvleugelen verhief zich het zinkend geloof van vader Verhees tot voor den troon der genade; zekerlijk, hij zou verhooring vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd; echter niet op zijn tijd, maar op Gods tijd." Dit gehaspel met teksten betreft n.b. redding uit tijdslijken nood. Overigens kan dit boekje worden aanbevolen.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1915

Open Jachin-boekbeoordelingen.