|
|
|
Armin Stein Maarten Luther en graaf Eberhard van Erbach , druk 1, 251 blz. | Prijs ingenaaid f 1.50; gebonden f 1.90. Graaf Eberhard zocht Luther te dooden en - dezen niet kennende - openbaarde hij het voornemen daartoe aan Luther zelf, wiens zegen hij op dit voornemen vroeg - met de woorden : "Bid daarom voor mij, eerwaarde Vader, dat de ketter, Luther dezen dag in mijne handen moge vallen." En Luther sprak : "Zie, uw gebed is reeds verhoord ; God heeft uw vijand in uw hand gegeven, ik ben Luther." De graaf stond aan den grond genageld, zijn bloed stolde in de aderen en hij geleek een steenen beeld. Eindelijk sprak hij : "Luther is een slecht Christen, een kind van het ongeloof en de goddeloosheid, een verderfelijke pest - dus is het onmogelijk, dat gij Luther zijt; ik hoorde u bidden, uw hart is rein en zuiver als dat van een heilige, uw geloof is vast en helder. Zeg mij dus de waarheid; want gij zijt het niet, gij kunt Luther niet zijn !" Een zachte glimlach overtoog des Hervormers gelaat, toen hij zei : "En toch ben ik Luther." Toen vielen de schellen van Eberhard's oogen. Ziedaar een bladzijde uit het boek van Armin Stein, één van de laatste. Wie Luther geheel wil kennen en de oorzaak van zijn kracht, leze het geheele boek. | Catalogus Callenbach, 1898b Open Catalogus |