|
|
|
A. de Graaff-Wüppermann Martje, druk 1, 47 blz. | Martje is een handig meisje, vlug in 't leeren; ze gaat op de Zondagsschool, kent haar teksten en versjes in een wip en weet de Bijbelsche geschiedenissen haast van buiten. Wat een verschil met dien viezen Jaap, die met zijn ouden grootvader in de armoedige heihut woont en »den Heer Jezus niet kent«. Hij is de »verschoppeling van het dorp«, die van alle kattekwaad den schuld krijgt; Martje kijkt hem niet aan. Maar .... terwijl zij klontjes snoept uit den winkel van een buurvrouw, moet ze toch langzamerhand bekennen, dat Jaap meevalt. Eerst brengt hij haar verloren kettinkje terug, dan redt hij Martje en haar vriendinnetje, die onder een sneeuwstorm verdwaald zijn in het bosch en met teere trouw verzorgt hij zijn ouden grootvader tot het einde toe. Dan moet Martje bekennen, dat ze wel mooie teksten in het hoofd heeft, maar dat in haar hartje den tekst van den Farizeeër leeft. Ze heeft veel goed te maken tegenover Jaap en besluit .... zijn trouwen hond op te passen, dien Jaap niet mag meenemen, als hij naar 't weeshuis gaat. Het gesprek van buurvrouw tegenover Martje is soms wat »wijs«. Voor niet te jonge kinderen is het boekje wel aan te bevelen. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1918 |