Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Rhona

Negen dagen koningin , druk 1, 160 blz.
De lotgevallen van Lady Jane Grey, die na den dood van Koning Eduard VI van Engeland negen dagen Koningin was, worden in dit boekje ons medegedeeld. Het slachtoffer van familietrots en, bij vergeten van Goddelijk recht, van vurig ijveren voor de zaak van het Protestantisme wordt hier geteekend. Wij zien de ongelukkige Jane op het schavot sterven, en de rechtmatige Roomsche Koningin Maria, de zuster van Eduard VI, op den troon bevestigd. Op den inhoud, zoover hij historisch is, hebben wij geen aanmerking. Alleen vreezen wij, dat hij voor de meeste Zondagsscholieren ten platten lande, en dus ook voor vele in de steden, niet zeer goed te begrijpen zal zijn. Ten opzichte van taal en stijl valt op dit verhaal niets af te dingen. De Schrijfster weet boeiend te vertellen. Zij stelt de verschillende gebeurtenissen levendig en aanschouwelijk voor. Doch het blijkt ook hier, dat al onze lichten hun schaduw hebben. Het komt ons toch voor, dat de Schrijfster op het veld der romantiek toch enkele bloemen geplukt heeft, om haar verhaal daardoor op te sieren. Dit betreft allereerst de factoren, die zij in werking stelt: allerlei wonderlijke avonturen, waarvan vele in de werkelijkheid zelden zullen plaats hebben. Gedurig komen er schokkende passages in het verhaal voor, die het bloed feller door de aderen jagen. Men beweegt zich hier als bij Dickens (het boek is ook uit het Engelsch vertaald) in een fantastische wereld, waar zoowel de deugd als de misdaad bijna onnatuurlijke afmetingen aannemen. Het buitensporige schijnt voor deze Schrijfster een der voorwaarden te zijn, om te boeien. Zij wil blijkbaar hevige gewaarwordingen wekken, in de eene zoowel als in de andere richting. Al wat men zich in een roman denken kan, komt hier voor: edele en verachtelijke figuren, een liefdeshistorie, tot eenige tooverheksen incluis. Om al deze redenen staat dit boekje, hoe uitnemend de vorm ook zij, voor ons in de serie van den heer Callenbach niet het hoogst. Ook op de proportiën van het verhaal moeten wij aanmerking maken. De Schrijfster heeft haar verhaal zoo ingekleed, dat van het begin tot het einde een zekere Lady Margaretha Brown, kamerjuffer van Koningin Jane Grey, aan het woord is. Deze jonge dame verhaalt, hoe ze uit haar ouderlijk huis onder vele avonturen bij de tot Koningin "veroordeelde" komt, zich aan haar meesteres hecht, haar gebiedster trouw blijft, met haar in de gevangenis gaat, haar bijstaat op het schavot. In de lotgevallen dier jonge dame is een liefdeshistorie geweven, die het geheel wel interessant maakt. Deze vorm behaagt ons niet. Hij onthoudt aan het geheele verhaal de levendigheid, de actie die er, best had kunnen ingebracht worden. Bovendien wordt daardoor meer Lady Margaretha dan Lady Jane de hoofdpersoon. Dat is in strijd met de eischen der techniek. Nooit mag op een schilderij een ondergeschikte figuur op den voorgrond treden. Dit trekt de aandacht af van den hoofdpersoon en breekt dus de harmonie. De aanhankelijkheid van de kamerjuffer en de majestueuse onderworpenheid van de Koningin dingen om den voorrang. Twee lieve qualiteiten, die wij zoo gaarne in het verhaal hadden zien opkomen uit het kinderlijk geloof in den Heere Jezus Christus, sieren de personen. Maar de Grieksche wijsgeer Plato schijnt voor Lady Jane Grey meer te zijn dan Christus. (bladz. 47.) Bij deze litterarische bedenkingen komen nu nog de bezwaren, die wij uit een religieus oogpunt tegen dit boekje moeten inbrengen. Tegen den godsdienst, hier voorgesteld, hebben wij bepaald bezwaar. Het ware, dat er in is, zal voor de meeste jeugdige lezers te diep liggen. En wat aan de oppervlakte ligt, is o.i. schadelijk. De uitdrukking: "En in mijn hart bad ik onzen Vader in den hemel ons beiden te beschermen," (blz. 19) riekt naar algemeene verzoening. Als de heksen verdronken zijn, troost Lady Caroline Margaretha door te zeggen: "Ge deedt, wat ge kondt, en ze zijn nu veilig in Gods koninkrijk." (blz. 26.) Van den dood, die niemand ontziet, zegt Lady Jane : "Ik beschouw hem als een vriend, die tot ons komt, als anderen ons begeven, en tot ons zegt : "Mijn kind, leg u te rusten, gij zijt nu moe, maar gij zult ontwaken tot een nieuw leven, waar alles goed met u is (blz. 50). Op bladz. 75 zegt Margaretha tot Lady Jane: "Mevrouw, wij zijn allen koningen en priesters in Gods oog". Ook op blz. 46 plaatsen wij een vraagteeken, n.l. bij de uitdrukking: "De doodstraf is mijns inziens altijd verkeerd en zondig." Voorts is het niet gemakkelijk te zeggen, welk doel de Schrijfster voor oogen heeft gestaan. En deze vaagheid is te meer vreemd, wijl de partijen in dit verhaal met zoo schelle kleuren bewerkt zijn. Heeft zij een stuk geschiedenis willen leveren en getracht, ons een blik te gunnen in de veelbewogen dagen der Reformatie? Of heeft zij in het licht willen stellen, hoe geloovig Lady Grey onder beulshanden is heengegaan naar de eeuwigheid? Of heeft zij willen leeren, hoe na droevig lijden het heerlijke licht der verlossing komt en men nooit moet wanhopen? Wellicht het een en het ander samen. Het geheele boekje zal onze leesgrage jeugd niet zoo bijzonder trekken. Het zou ons bijzonder uit de hand vallen, als het anders was. Voor weinig ontwikkelde leerlingen is het niet geschikt. Gereformeerd kan het in 't geheel niet heeten. Voor sommige leerlingen, in bepaalde omstandigheden, kan het wellicht nuttig en aanbevelenswaardig zijn, doch voor uitdeeling op onze Zondagsscholen achten wij het niet bij voorkeur geschikt. Voor de wijze, waarop het uitgegeven is, hebben wij allen lof. De letter is flink. De plaatjes zijn fraai. De prijs is niet hoog. Altemaal uitnemende eigenschappen, maar op het stuk der beginselen zijn er scherpe doornen aan deze schoone roos.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1907

Open Jachin-boekbeoordelingen.


Rhona

Negen dagen koningin , druk 1, 160 blz.
De hoofdpersonen uit dit verhaal zijn Jane Grey, de ongelukkige jonge vrouw die zich op aandrang harer familie en van een deel der Protestantsche partij overgaf om tot Koningin van Engeland gekroond te worden, doch reeds na 9 dagen met blijdschap de kroon teruggaf, en Margaretha, de dochter van een landedelman, die haar lijden en zielestrijd als "kamervrouw" geheel heeft medegemaakt. Het boekje, dat in eenvoudige, doch levendige stijl geschreven is, trekt wel tot lezen aan, ook om de vele wederwaardigheden van deze "kamervrouw". De schrijfster heeft het zich echter door het doen samenloopen van allerlei toevalligheden en gelukkige uitkomsten wel wat te gemakkelijk gemaakt. Erger is, dat het verhaal niet is vrij te pleiten van oppervlakkigheid. Men leest er wel in van de vrees, die velen bevangen had, dat koningin Maria de Spaansche Inquisitie zou invoeren, maar schier niets over de beteekenis van het protestantisme voor Engeland en over de waarde van het geloof naar de Schriften. Op blz. 19 en 20 wordt verhaald, hoe door een bende gepeupel twee heksen verdronken werden. In een gesprek, op blz. 25 en 26 medegedeeld tusschen Margaretha en Lady Caroline worden de laatste met betrekking tot deze "heksen", over wie in het geheele boekje geen woord méér voorkomt, de woorden in den mond gelegd: "Ze zijn nu veilig in Gods Koninkrijk". En Margaretha, besluit hieruit met blijdschap, "dat ook zij, Caroline, Hem diende, dien ik kende". Op blz. 45-49 wordt de eerste ontmoeting van Lady Jane Grey met Margaretha verhaald. Zonder tegenspraak of commentaar laat de schrijfster Jane Grey daar zeggen: "De doodstraf is mijns inziens altijd verkeerd en zondig, want staat er niet geschreven: Gij zult niet dooden?" (blz. 46). Bij deze ontmoeting komt het gesprek op Plato, den meest geliefden schrijver van Jane Grey. Deze vertaalt dan de volgende passage: "Als wij vasthouden aan wat ik gezegd heb en de overtuiging bij ons vestigen, dat de ziel onsterfelijk is, dan zullen wij immer den weg naar boven volgen en met inspanning van al onze krachten de rechtvaardigheid najagen en daaraan wijsheid puren. Dan zullen wij vrienden zijn van ons zelf en van de goden, niet alleen zoolang wij hier in dit leven verkeeren, maar ook, wanneer wij op aarde den kampprijs der deugd zullen behaald hebben en als overwinnaars met den palm der zege daarna rondgaan. Dan zal 't ons zoowel hier beneden als daar boven welgaan." En hierop volgt dan de verklaring: Zijne leer heeft veel van die van den Heer Jezus, hoewel hij leefde lang voordat de Heer als mensch op aarde kwam." (blz. 47.) Deze oppervlakkigheid is ergerlijk. Hoofdstuk 26 behandelt het schoone verhaal van de terechtstelling van Jane Grey, doch ook daarin komen bedenkelijke uitdrukkingen voor. Men leest daar op blz. 146 over de laatste woorden van Jane Grey: ze bereikten zeker ook het hart van Hem, "Die medelijden heeft met onze zwakheden, en zonder Wiens wil zelfs geen muschje op de aarde valt". Het eerste gedeelte dezer aanhaling wordt in de H. S. toegepast op onzen Heiland, als Hoogepriester in den Hemel, het tweede wordt van den Vader gezegd. Zóó citeert men de H.S. niet. Wij betreuren deze dingen met het oog op de schoone historische stof, en durven het boekje niet aan te bevelen. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1907