|
|
|
Ida Keller Rafaël Othello, druk 1, 110 blz. | Dit verhaal, verdeeld in 23 hoofdstukken met opschrift, goed gestileerd, of schoon niet overal even vloeiend, brengt ons in aanraking met Rafaël Otthello, die met zijn grootvader, een Italiaanschen beeldhouwer, vier-hoog in een Amsterdamsche Jodenbuurt woonde. Rafaëls vader was als staatsmisdadiger in hechtenis genomen, waarna den oude man met den moederloozen kleinzoon naar Holland was getrokken. Op drie-hoog kwam eene weduwe en haar dochter Martha wonen, met de opzettelijke bedoeling als Christinnen haar licht te doenen schijnen onder het volk, wél vijanden aangaande het Evangelie, doch beminden, om der vaderen wil. Al spoedig kwamen ze in aanraking met den jongen Rafaël, die door middel van de gesprekken met Martha afstand deed van het Roomsche bijgeloof en in Jezus zijn Heiland vond, terwijl deze op zijn beurt een zegen voor zijn grootvader werd, die op zijn sterfbed verklaarde aan Jezus genoeg te hebben. Bij gelegenheid van een uitstapje naar Scheveningen redde Rafaël, die een uitnemend zwemmer was, het dochtertje van den schatrijken heer Bertram, die bijna een prooi der golven was geworden. De gelukkige vader zorgde voor de toekomst van den jongen beeldhouwer, liet hem een kunstreis naar Italië maken, waar hij zijn vader nog in de gevangenis ontmoette en na zijn sterven een eervolle begrafenis bereidde. In Holland teruggekeerd, aanbad hij met Martha en haar moeder de aanbiddelijke leidingen des Heeren. Wat den vorm aangaat, hebben we een paar aanmerkingen. Op blz. 11 staat: het tehuis, dat hij bewoonde. Op blz. 13 wordt in een noot het Italiaansche woord banbino verklaard; waar om nu ook niet polenta, als meelspijs? En op blz. 45: goï? Blz. 23. Van -t zomer wordt wel veel gezegd, doch schoon vinden wij 't niet. Blz. 57. Is uchtenduur een drukfout? In den tekst en ook op het titelblad heet het: Othello, doch op den omslag Otthello. De plaatjes zijn keurig uitgevoerd en van een onderschrift voorzien, met verwijzing naar de bladzijde. De flinke letter maakt dit boekje zelfs voor zwakke oogen gemakkelijk te genieten. Dit verhaal zegt ons, hoe vriendelijkheid en getrouwheid in het belijden van den Heere rijke vrucht draagt voor God en Zijn dienst. Op getrouw te zijn vooral in het kleine, gelijk Ruth weleer, is de zegen Gods te wachten. De godsdienst is hier geen toevoegsel, maar veeleer als het zuurdeeg in de drie maten meels. Helder komt in het verhaal uit, hoe het hij den evangelisatiearbeid niet genoeg is, het Woord Gods te brengen. maar dat men bij allen arbeid der reddende liefde moet ingaan tot het volk, dat men bearbeidt, en met hen medeleven moet, hierin den Heiland navolgende, die inging in een verloren menschenwereld, om zondaren te redden van het verderf. Het zielkundig proces der bekeering, met name van den ouden Otthello, vinden we te zwak geteekend. (Zie vooral blz. 54 en 55). Overigens stemmen wij weder gaarne in met het slot, waarin aangaande den schijnbaar hopeloozen arbeid onder de Joden gezegd wordt: "Wij zaaien, de oogst is des Heeren", Gods weg is dikwijls in het verborgen" en: "de Geest blaast, waarheen Hij wil." Wij bevelen dit boekje, dat belangstelling wekken kan voor de zending onder de Joden, gaarne aan. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1915 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
Ida Keller Rafaël Othello, druk 2, 94 blz. | Leeftijd 9-12 jaar en ouder. Jongensboek, zeer geschikt ook voor Meisjes. Rafaël Othello woont met zijn grootvader in de Jodenbuurt te A'dam. Ze zijn Italianen van geboorte en zien vurig uit naar het oogenblik, dat zij hun geliefd vaderland zullen terugzien. De Heere leidt hun weg echter anders. Zijn Woord, in eenvoudigheid gebracht door een godvreezende vrouw, die met haar dochter Martha de zorg voor den kleinen Rafaël gedeeltelijk op zich hebben genomen, wordt beteekenend voor het leven van den jongen en zijn grootvader. Het richt hun hoop naar het Hemelsche Vaderland en de stad, niet met handen gemaakt. Verleiding, twijfel en uitredding in het geloofsleven worden ons hier beschreven. De schrijfster heeft de heerlijke gave, dit te doen met diep gevoelenden ernst en vromen zin. Deze Kerstuitgave verdient het, dat zij in groote getale aan de leerlingen wordt uitgereikt. | Boekbeoordeling van de Ned. Hervormde Zondagsscholenbond op Geref. Grondslag, 1931 Open Boekbeoordeling. |
Ida Keller Rafaël Othello, druk 2, 94 blz. | G.K.C.O. 4 t.d.t. 50 cent. Deze vertelling brengt ons in aanraking met Rafaël Othello, die met zijn grootvader, een Italaanschen beeldhouwer, vier-hoog in een Amsterdamsche Jodenbuurt woonde. Rafaëls vader was als staatsmisdadiger in hechtenis genomen, waarna de oude man met den moederloozen kleinzoon naar Holland was getrokken. Op driehoog kwam een weduwe en haar dochter Martha wonen, met de opzettelijke bedoeling als Christinnen haar licht te doen schijnen onder het volk, wèl vijanden aangaande het Evangelie, doch beminden om der vaderen wil. Al spoedig kwamen ze in aanraking met den jongen Rafaël, die door middel van de gesprekken met Martha afstand doet van het Roomsche bijgeloof en in Jezus zijn Heiland vond, terwijl deze op zijn beurt een zegen voor zijn grootvader werd, die op zijn sterfbed verklaarde aan Jezus genoeg te hebben. Bij gelegenheid van een uitstapje naar Scheveningen redde Rafaël, die een uitnemend zwemmer was, het dochtertje van den schatrijken heer Bertram, die bijna een prooi van de golven was geworden. De gelukkige vader zorgde voor de toekomst van den jongen beeldhouwer, liet hem een kunstreis naar Italië maken, waar hij zijn vader nog in de gevangenis ontmoette en na zijn sterven een eervolle begrafenis bereidde. In Holland teruggekeerd, aanbad hij met Martha en haar moeder Gods aanbiddelijke leidingen. Dit verhaal zegt ons, hoe vriendelijkheid en getrouwheid in het belijden van den Heere rijke vrucht draagt voor God en zijn dienst. Op getrouw te zijn vooral in het kleine, gelijk Ruth weleer, is de zegen Gods te wachten. De godsdienst is hier geen toevoegsel, maar veeleer als het het zuurdeeg in de drie maten meels. Helder komt in het verhaal uit, hoe het bij den evangelisatiearbeid niet genoeg is, het Woord Gods te brengen, maar dat men bij allen arbeid der reddende liefde moet ingaan tot het volk, dat men bearbeidt, en met hen medeleven moet, hierin den Heiland navolgende, die inging in een verloren menschenwereld, om zondaren te redden van het verderf. De omslag is zeer aantrekkelijk; de plaatjes zijn duidelijk en van onderschriften voorzien. Wij bevelen dit verhaal, dat belangstelling wekken kan voor de zending onder de Joden, gaarne aan. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1931 |