|
|
|
Frouke Bakker Rien, druk 1, 109 blz. | G.K.C.B. 12 t.d.t. Het verhaal van Rien, den jongen, die in het huis van zijn Oom en Tante Stolk wordt opgenomen, omdat zijn vader als weduwnaar vertrok naar Curaçao, is gecomponeerd op het motief van het opvoedingsprobleem in, het gezin met eigen en vreemde kinderen. Rien en Leo, de zoon des huizes, kunnen niet met elkaar overweg, hetgeen leidt tot allerlei moeilijkheden en zelfs zeer ernstige conflicten. Oom en Tante moeten daarbij ook hun weg zoeken, wat voor geen van beiden, mede door verschil in inzicht aangaande de karakters der jongens, makkelijk is. De antithese is wat breed uitgesponnen en doordat een ietwat sentimenteele genegenheid van Rien voor het droomerige dochtertje der familie er tusschen geschoven wordt, soms wat onnatuurlijk. Maar de strekking is goed en duidelijk. Rien haat Leo en die haat leidt tot een ernstig misverstand, doch de wijze omgang van de moeder uit het gezin met den stuggen jongen doet hem het zondige van zijn houding zien en op den Paaschmorgen, als de klokken de volbrenging van Christus' offer uitjubelen, blijkt het probleem tot zijn oplossing te zijn gekomen. De Schrijfster heeft ook de tekortkomingen der ouders in het licht gesteld, wat de waarde van haar boekje in paedagogischen zin verhoogt, doch door de jonge lezers niet altijd in de juiste verhoudingen zal worden gezien. Zulks ware in een litterairen o(136) Het huisje in het Polderland, door Leny Palm- in een litterairen roman beter op z'n plaats. We hebben op den inhoud hier en daar ernstige aanmerkingen. Dit is te meer jammer, omdat de auteur het goed bedoelt. Als de sfeer niet goed is, kunnen we het Bijbellezen beter overslaan, zegt blz. 36. Dat is van den verkeerden kant beginnen. De navolging van Christus wordt veel sterker op den voorgrond gezet dan de vergiffenis van schuld door Christus' bloed (blz. 57, 58). Op pag. 47 redeneert eer lief kind van een jaar of zes als een groot mensch, en dan nog hoé! We hebben ook nog een bezwaar op taalkundig gebied. De Schrijfster streeft blijkbaar naar de dusgenaamde natuurlijke taal en schrijft zinnen als „U had em es moeten zien! Woedend was 't ie en hij vloog op em af om em een pak ransel te geven ...." Deze trant van dialoog-weergave is de uitingsvorm geweest van een bepaalde strooming in het taal-onderwijs, die gelukkig haar tijd heeft gehad. Ze worde nu door het christelijk jeugdboek van dit type niet als mosterd na den maaltijd opgediend! Bovendien heeft deze mosterd al lang haar pikante kracht verloren. We betreuren het, dat we over den inhoud veel minder geestdriftig kunnen zijn dan over de fraaie bandteekening. Deze munt werkelijk uit. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1941 |