|
|
|
Johanna Robbedoesje , druk 1, 40 blz. | Geïll. gekl. omsl. gekl. pl. 20 ct. Een meisje, Pauline Snijders, te zwak om naar school te gaan, ziet uit huis, hoe een klein meisje zich min of meer jongensachtig gedraagt. Dientengevolge wordt Ada (gewoonlijk om haar wilde buien "Robbedoesje" genoemd) door Pauline niet op een verjaringsfeest genoodigd, haar broer en zusje wel. Ada is natuurlijk geducht uit haar humeur, vooral als zij de reden hoort, waarom zij niet werd gevraagd. Den volgenden dag neemt Ada's vader, Dr. v.d. Wal, die medelijden met Ada heeft, deze mede in zijn rijtuig en laat ook Pauline een eindje meerijden. Ada is hiermede volstrekt niet ingenomen, en van een oogenblik, dat de dokter en de koetsier buiten het rijtuig zijn, maakt zij gebruik, om wraak te nemen. Ze laat het paard voortgaan, doch kan het niet in bedwang houden. Pauline en Ada springen uit het rijtuig, en komen tot den rand van het graf, maar herstellen toch beiden. Ze zien in, dat ze verkeerd gedaan hebben, en na haar herstelling worden ze ware vriendinnen, na elkander schuld te hebben beleden. Keurig van uiterlijk. Verhaaltrant kostelijk. Wat den inhoud betreft, is het echter hier en daar niet van onnatuurlijkheid vrij te pleiten. Robbedoesje spreekt nu eens als een kind en even later redeneert ze als een oude vrouw. Op het plaatje van blz. 5 heeft zij krulhaar; maar op de gekleurde plaatjes hangt het neer. Paaschverhaal is het alleen daardoor, dat Ada op Paschen voor 't eerst weer in de huiskamer is, het Paaschevangelie hoort, en dan besluit, den opgestanen Heiland haar schuld te belijden. Van het borgtochtelijk lijden des Heeren wordt op kinderlijke wijze gesproken. Vooral dit is een verdienste, waarom wij het boekje gaarne aanbevelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1911 |
Johanna Robbedoesje , druk 1, 40 blz. | Ada een der dochtertjes van dokter van der Wal, is bliikbaar uit het geslacht van Kenau: zij alleen drijft een heele troep jongens op de vlucht! Door hare onbesuisdheid slaat paard met rijtuig op hol, zoodat zij en het teere Sanlientje zwaar gewond worden. Dit brengt Robbedoesje tot berouw en tot verandering. Als waarschuwend verhaal kan het goed werken. Het is los en prettig beschreven. Ook de gesprekvorm is goed, gelukkig zonder stijfheden of ongewone gezegden. Bijzonder goed en aardig is het korte »Besluit«. Hier en daar kon de zinsbouw beter zijn. B.v. pag. 7. »Misschien zou er niets meet van hem zoo straks zijn overgebleven.« Pag. 19. »Omdat zij je als een wilde(n) jongen je heeft zien gedragen.« (Dat leest men zoo maar niet in eens). Stijf is de grammatische vorm in dezen zin op pag. 27. »Het was een paar koenen mannen gelukt.« De strekking is anders goed, de stijl over het geheel vlot, de verhaaltrant natuurlijk. Voor meisjes van 7 à 8 jaar zeer aan te bevelen. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1911 |