|
|
|
G. Rijnders Schilder in den dop, druk 2, 56 blz. | G.K.C.O. (Cart. band). 6 t.d.t. Bij een teekenles op school teekent Bob, een stille, wat in zich zelf gekeerde jongen, het mooist van allen een berk. Na een roeitochtje met kameraden komen ze bij den zieken Wim, een jongen, die door zijn ziekte dichter tot God is gekomen. Hier ziet Bob een schilderskist, die zijn begeerte opwekt en die hij stilletjes wegpakt. Gelukkig komt na eenige dagen van angst het berouw en bekent hij aan Wim zijn kwaad. Deze vergeeft het hem gaarne en schenkt hem als aandenken (want hij weet, dat hij spoedig sterven zal) de kist. Bob probeert Wims portret te schilderen, wat hem aardig gelukt. Dit boekje is niet vrij van overdrijving, ook in het geestelijke; telkens hindert die, ook nog op de laatste bladzijde, waar Bob het schilderstuk op zijn kamertje halen gaat; „en zijn tranen stromen maar, stromen maar" en waar moeder en vader beiden op een zeer onnatuurlijke manier reageeren als Bobs portret blijkt te gelijken. Moeder zegt: „Dit heeft onze lieve Heer in jou wakker geroepen." En vader zegt: „Laten we God danken." De jongens zullen overigens dit boek wel apprecieeren; de stijl is boven het middelmatige. Aanbevolen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1940 |