|
|
|
Ida Keller Slechts een aarden vat, druk 1, 156 blz. | Met geïll. gecart. omslag. 4 plaatjes in zwartdruk. Prijs 60 cent. Het begin van dit verhaal leidt ons een armelijke woning in een der achterbuurten van Londen binnen. Wij maken daar kennis met het gezin van den zeeman Wilson. De vader is meest op zee en de moeder bedlegerig. Vooral de 14-jarige Flossie, een van de 7 kinderen, is de steun der moeder. Zij doet het huishouden; eigenlijk rust alles op haar. Flossie heeft geen blijde jeugd gehad; zij is nooit recht kind geweest. In haar redeneeren en doen heeft zij meer van een afgesloofd huismoedertje dan van een kind. Zij heeft echter den Heiland oprecht lief en het is de vreeze Gods in haar hart, welke haar in staat stelt, haar moeilijke taak te verrichten. Om in de steeds toenemende behoeften van het gezin te voorzien, zoekt zij een dienst en vindt dien bij een juffrouw, die kostgangers houdt, een lastige, norsche, veeleischende dame. De ontvangst, welke Flossie ten deel valt, is onhartelijk, de bejegening onvriendelijk en het werk zwaar. Maar zij draagt haar leed met geduld. Uit Jezus' lijden put zij kracht om te lijden en zij bidt God, dat zij tot eer van Zijn naam werkzaam mocht zijn. Diep is zij zich bewust van haar roeping, om in dit huis een licht op den kandelaar te zijn. Door haar kinderlijk geloof en Christelijken wandel is zij een levend getuige van haar Heiland en voor velen in dit huis tot een rijken zegen in 't bijzonder voor een ongeloovigen kunstschilder, voor wiens bekeering zij het middel is en die in vrede sterft. Onder alles blijft zij de bescheiden nederige dienstmaagd. Zij, de naar de wereld geringe en onaanzienlijke Flossie, acht zich slechts een aarden vat, waarvan de Heere zich bedienen wil om groote en heerlijke dingen te doen. Een prettig geqchreven boekje, zuiver van taal, goed van stijl en vooral uitnemend van strekking. Ofschoon wij ons niet altijd geheel kunnen vinden in de wijze, waarop Flossie zich in betrekking tot de geestelijke dingen uitdrukt, en wij gaarne meer Jezus als Zaligmaker van zondaren op den voorgrond gesteld zagen, hebben wij dit verhaal toch met onverdeeld genot gelezen. Er komen treffende bladzijden in voor. Het gunt ons een blik in de maatschappelijke en geestelijke ellende, gelijk die in een wereldstad als Londen gevonden wordt. Maar vooral worden wij getroffen door Flossie's liefde tot den Heiland en haar belangstelling in 't heil van medezondaren. Op kinderlijke wijze komt zij voor de eer van haar Heiland op, waarbij haar gansche gedrag met haar belijdenis in overeenstemming is. Zij betoont zich in haar werk een ijverige, gehoorzame en getrouwe dienstmaagd. Aan menig belijder der waarheid heeft zij iets te zeggen tot zijn beschaming en opwekking. Wat zou het Evangelie meer kracht uitoefenen op de wereld, indien zijn belijders, evenals Flossie, meer door hun woord en daad getuigen van Jezus waren. Het boekje heeft vooral aan onze Christelijke dienstboden in dezen veel te zeggen. Tot welk een rijken zegen kunnen zij niet zijn in een ongeloovige omgeving. Ja, een ieder, die den Naam des Heeren belijdt, moet en kan in den kring, waarin God hem plaatste, zijn licht laten schijnen tot verheerlijking des Vaders. Wat den inhoud betreft dus een alleszins uitnemend boek. Toch hebben wij eenige bedenking op het hart. De bekeeringen, in dit verhaal verteld, zijn ons vaak wat te vaag. Zoo bv. neemt de heer Hancompe wel menigmaal den Bijbel ter hand; hij wil zijn talent niet langer begraven en hoopt op het loon naar Matth. 25; maar van zijn toevluchtnemen tot het bloed der verzoening wordt niet gerept. Beter is daarom pag. 133, waar we deze gedachte in goede taal vinden uitgesproken. Ook maakt het gebed van Ds. Herbert op pag. 28, 29 meer den indruk van een preek, dan van een bede. Een bedenking, die tegen het geheele verhaal te maken zou ziin is deze, dat o.i. het doen te veel op den voorgrond treedt. Ook stuitten we op vrij wat vreemde woorden, bv. sacristie, pension, miss, functie, constateerde, pretenties, e.a. Dergelijke uitheemsche elementen behooren in een kinderboekje niet thuis. Ongepast zelfs is de uitdrukking van blz. 73 "machtig vervelen". Tegenover dit alles staat echter zeer veel goeds, zoowel wat den inhoud, alsook wat den vorm van het boekje betreft. Met genoegen wijzen we er op, dat onder de illustraties een enkele regel uit den tekst staat, zoodat terstond blijkt, waar het plaatje thuis hoort. Dit is een voorbeeld tot navolging. Het verhaal is in 28 hoofdstukken verdeeld, die van opschriften zijn voorzien. De letter is helder. De plaatjes zijn zeer smaakvol, de geheele afwerking is keurig. De prijs, 60 cents, is daarom zeker niet te hoog. 't Is een alleszins uitnemend boek. Frisch, pakkend, altijd gericht op het hart en praktisch voor het leven. Op het Congres voor Geref. Evangelisatie is er herhaaldelijk op gewezen, hoe een Christelijke dienstbode in haar omgeving een schijnend licht wezen kan. Dit verhaal biedt daarvan een schoone uitbeelding. Aangezien op de Zondagsschool vele meisjes zijn, die later een dienstbare betrekking zullen hebben te vervullen, kan de lezing van dit boekje tot rijken zegen wezen. Flossie mag haar ten voorbeeld strekken, wat betreft de belijdenis van den eenigen Naam, die onder den hemel gegeven is tot zaligheid. Aan de Schrijfster en den Uitgever onzen hartelijken dank voor dit boek. Wij kunnen niet anders dan het dringend aanbevelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1913 |
Ida Keller Slechts een aarden vat, druk 1, 156 blz. | In het hartje van donker Londen woont een arm gezin. Vader Wilson is op zee. Moeder heeft alleen de zorg voor een zevental kinderen. Zij is echter ziekelijk, zoodat de zorg voor het kleine winkeltje, dat zij begonnen is, om er wat bij te verdienen, en voor de huishouding vooral neerkomt op één der meisjes, Flossie, die vóór haar leeftijd oud is. Flossie is de heldin van het verhaal. Zij is »de spil, die alles draaien deed«, zooals het opschrift boven Hoofdstuk II luidt. Moeder en kinderen komen in groote ongerustheid, doordat vader niet terugkomt. Later blijkt , dat hij op reis ziek geworden en in den vreemde gestorven is. Nu komt het gezin in grooten nood. Ds. Herbert, de wijkpredikant, bij wiens vrouw de kinderen ter Zondagsschool gaan, trekt zich het lot der familie wel aan, maar het gebrek is toch niet te keren. Om den druk wat te verlichten, gaat Flossie dienen. Zij komt bij een lastige pensionhoudster, die geen dienstboden houden kan. Hoe zwaar het haar ook valt, Flossie houdt het uit. Een preek van Ds. Herbert over »Wij hebben dezen schat in aarden vaten« heeft haar gepakt, en jong reeds bekeerd, als zij is, ziet zij in zichzelve een aarden vat, maar doet, wat zij kan, om haar Heer en Heiland te dienen. Zoo wordt zij voor verschillende bewoners van het huis een zegen. Een rijke meneer, die de kamers op één hoog bewoonde, trekt zich het lot van het arme gezin aan. Nu, is de tijd van armoede voorbij en heeft plaats gemaakt voer geluk en vreugde. Het boekje is om zijn strekking zeer aan te bevelen. Eenvoudig en klaar doet de schrijfster uitkomen, hoe God zich van het nederige » aarden vat« bedient tot bereiking van Zijn gezegende doeleinden. Voor kinderen van 12 tot 18 jaar is het werkje zeer aan te bevelen. Wij streepten onder het lezen een aantal minder mooie zinnen aan, als: blz. 19, regel 5: »had hij nu een vader bezeten«; blz. 27, regel 1 v.o.: »een doodsche (in plaats van een plechtige) stilte volgde« (N.B. in de kerk); blz. 4b, regel 4 v.o.: »artikelen, die op elken voorbijganger azen«; blz. 17, regel 1 . »een pension dreef« (in plaats van hield); regel 12: »wat zij in zachtaardigheid te kort kwam, meende zij te vergoeden door haar scherpe tong« ; regel 14: »hadden zij een zachtmoediger behandeling genoten, wellicht ware zij er in geslaagd.«; regel 18 : »die op een zolderkamer onder den grootsten schoorsteen woonde«; blz_ 48, regel 2: »en vooral haar bovenste bewoners«; blz. 54, regel 7: »dat haar voor heur particulier gebruik was afgestaan« (N.B. een dienstbodenkamertje op zolder); blz. 78, regel 5 : »hoegenaamd geen bezigheden meer omhanden«; blz. 109, regel 9 v.o.: »wondervolle openbaring der tonen« ; blz. 110, regel 13 v.o. »gebogen onder een zwaren last van half begrepen leed« ; blz. 119, regel 8 : »Een nevel kwam voor zijn blik. Hij voelde en overzag zijn toestand geheel.« ; blz. 121, regel 8 v.o. »een weemoedvolle (in plaats van weemoedige) uitdrukking.« Het is, alsof aan dit boekje verschillende personen hebben gewerkt. De zinsbouw is in het eene gedeelte veel beter dan in het andere. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1913 |