Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Piet Prins

Snuf en de verborgen schat, druk 8, 151 blz.
De intelligente viervoeter Snuf staat garant voor een spannend jeugdboek. Hij werd in het leven geroepen door de auteur Piet Prins (1909 -1985). Snuf is de hond van Tom Sanders en tevens de vriend van Karel van Doorn en Bertus Verhoef. Tezamen vormen ze een hecht team, dat, hoe kan het ook anders met zo'n speurneus als Snuf, altijd opwindende avonturen beleeft. In dit verhaal weet Snuf een verborgen schat op te sporen. Een schat waarover al sinds onheugelijke tijden de wildste geruchten de ronde doen. Het zou gaan om het goud van een lid van het beruchte roofriddersgeslacht Van Rodensteyn, heren die op weinig oorbare wijze hun rijkdommen verwierven. Niet alleen waren ze gevreesd in de verre omtrek, maar een van hen, Robert van Rodensteyn, was ook nog een echte 'ketterhater' die scherp tegen de volgelingen van Luther en Calvijn meende te moeten optreden. "Ze moesten allemaal verbrand worden", zo meende hij. Hij was dan ook zeer tevreden over de vangst van een 'ketterse predikant', broeder Arnoldus Loopuyt, evenals Luther een voormalig monnik, die met de roomse kerk had gebroken, en die de nieuwe leer heimelijk verkondigde in het dorp van Van Rodensteyn. Arnoldus stelde zich vrijwillig in de handen van de ridder in ruil voor de levens van zijn volgelingen. Hij werd afgevoerd naar de kerkers van het kasteel. De bijbel van Arnoldus Loopuyt werd door heer Robert in beslag genomen. Het verboden, "gevaarlijke ketterse boek." De nieuwsgierigheid won het echter van de leer. Heer Robert begon er in te lezen. "En de lectuur boeide hem zo, dat hij de tijd vergat." Ondertussen doodde de gevangene zijn tijd in de kerker met het zingen van psalmen." Met stomme verbazing luisterde de ridder. Kon zo'n man nog vol blijdschap zingen in de gevangenis, met de dood voor ogen? Wat was dan toch het geheim van die blijdschap? "Het wonder geschiedde: Heer Robert werd bekeerd en was voortaan een vechter voor het Ware Geloof. In dit geval het protestantisme. Dat bracht hem al gauw in de problemen. Koning Filips en zijn zaakgelastigde Alva wisten wel raad met ketters. Heer Robert moest vluchten met achterlating van zijn bezit, en sloot zich aan bij de Geuzen. Het kasteel werd met de grond gelijkgemaakt. Waar al zijn rijkdommen gebleven waren? Niemand die het later kon vertellen. Wel had heer Robert er enige malen op gezinspeeld dat "ergens in de ruine van Rodensteyn een kostbare schat verborgen was." Een schat die echter nooit opgegraven werd... Deze geschiedenis wordt de jongens uitgebreid verteld door de heer Arnold Loopuyt, een oom van Bertus, en, jawel, een nazaat van broeder Arnoldus. Hij woont in het oude jachthuis van wat eens het trotse kasteel van de Van Rodensteyns was. Hij had de jongens en Snuf uitgenodigd om te komen logeren. Natuurlijk intrigeert het verhaal de jongens bovenmate. Het probleem is: waar te zoeken? Maar dan komt Snuf in actie! De slimme herdershond speurt de geheime plaats op. De schat wordt geborgen. Alleen is die wel anders dan de jongens zich hadden voorgesteld. Heer Robert had toentertijd al zijn goud geofferd voor de bevrijding der Nederlanden, alleen het allerkostbaarste had hij behouden, namelijk de bijbel die broeder Arnoldus hem had geschonken. Als de vondst is gedaan, is oom Arnold Loopuyt diep bewogen. Het is of zijn voorvader is teruggekeerd om hem te vermanen. Want tot nu toe had oom Arnold zich niet meer bekommerd om het geloof waarin hij was opgevoed, en hij had zich van de kerk afgewend. "Hij had jarenlang Gods Woord, de kostbaarste schat, vergeten en verlaten." De jongens, allen afkomstig uit goed christelijke gezinnen, zijn blij. "Goud hadden ze niet ontdekt. Maar dat hun gastheer en gastvrouw de rijkste schatten terwereld hadden gevonden, was toch een heerlijk ding. "Maar uiteindelijk was het Snuf geweest die de bekering had bewerkstelligd met zijn vondst. Laten we dat niet vergeten! Zo'n hond verdient stellig een plaatsje in de hemel, of niet soms?
Piet Prins was het pseudoniem van P. Jongeling, lid van de Tweede Kamer voor het Gereformeerd Politiek Verbond, van 1963 -1977. Hij stond bekend als een integere, karaktervaste parlementarier. Piet Jongeling had een opleiding gehad tot onderwijzer, maar ging daarna in de journalistiek. In 1937 werd hij hoofdredacteur van het Gereformeerd Dagblad, (laterhet Nederlands Dagblad). Naast zijn baan als politicus schreef hij onder de naam Piet Prins meer dan veertig jeugdboeken, waarvan de serie over Snuf, de hond wel de meest geliefde is geworden. Voorts werden bekend zijn boeken over Daan en Sietze, twee stoere jongens die in de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakten van het Verzet. P. Jongeling was trouw aan zijn geloof en droeg dit ook uit in zijn jeugdboeken. Uit een interview (NRC/Handelsblad 1985) bleek dat hij het auteurschap serieus nam: "Iemand onder ons, die gaat schrijven, moet weten wat hij doet. Hij gaat zich bezighouden met kinderen, die Gods kinderen zijn." Een beginselvast mens, zowel als politicus als schrijver.
Met een kwartje de wererld rond, Toos M. Saal-Zuurveen, 1999, 1967-68