|
|
|
Ida Keller Tante Betje en haar pleegkind , druk 1, 80 blz. | Het pleegkind, Toosje, is een dochtertje van een aanvankelijk welgesteld handwerksman, die, door de drankzucht zijner vrouw geheel verarmd, ten slotte zijn huis ontvlucht, waarna de moeder alles, tot zelfs de kleeren van de driejarige Toosje, aan den drankgod offert, en tengevolge van diefstal gevangen gezet wordt. Tante Betje, die geene kinderen heeft, ontfermt zich over het arme wicht. Na hare bevrijding eischt de moeder het kind terug en begint weldra haar ellendig leven weer. Toosje, om haar tegen de moeder te beschermen, in een gesticht gebracht, wordt daar mishandeld en vreeselijk verwaarloosd, zoodat Tante Betje, die hiervan iets begint te vermoeden, haar terug vordert, doch bijna als idioot weer krijgt. Wel herstelt Toosje geestelijk, maar lichamelijk blijft zij eene lijderes, tot zij op 45 jarigen leeftijd, in den Heere sterft. Dit verhaal is boeiend geschreven en bevat geene onnatuurlijkheden. De daad der Tante is zeer aanbevelenswaardig en alleszins Christelijk. Treffend is het inderdaad, dat tante Betje op 82-jarigen leeftijd in dit boekje nog eene voorrede heeft geschreven. De bekoorlijke vorm en de goede inhoud zullen de jeugd zeker tot lezen lokken. De strekking is, dat zij, die in alles op den Heere vertrouwen, niet beschaamd zullen worden. Voorts wordt ernstig aangetoond, hoe droevig het lot is van ouders en kinderen in een gezin, waarin de zonde zoo zichtbaar heerscht; hoe het de roeping der Christenen is, om zich over dit arme en ellendige te ontfermen, en dat de Heere op ellendigen in mededoogen neerzien en hen uitredden wil. Ten opzichte van het gestichtsleven zouden de lezers weleens eene verkeerde gevolgtrekking kunnen maken, wijl dit boekje het van zijnen droevigsten kant te zien geeft. Met eene enkele opmerking had dit bezwaar kunnen worden weggenomen. De eisch der zelfverloochening komt treffend tot zijn recht in de kinderlooze pleegmoeder, de gave der barmhartigheid in de schrille tegenstelling tusschen de wreede verplegers in het gesticht en de liefderijke verzorging van het verlaten kind in 't gezin van tante Betje. Ook ademt het boek wel Godsvrucht, doch niet die van den Catechismus, met zijne drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid, maar meer die van het supranaturalisme. Getuigen deze zinsneden : pag. 8: "Ze zou haast geneigd zijn, aan Gods liefde te twijfelen, wanneer ze niet zoo'n heel sterk geloof had in Gods wijze bedoelingen in alle dingen"; en pag. 73: "Het eenvoudige, diep kinderlijke geloof in Gods goedheid en vaderliefde beheerschte haar geheel." Deze bezwaren verhinderen echter niet, dat wij dit boek gaarne onzen oudsten der kinderen in de handen geven, want het laat de meeste der hedendaagsche novellen ver beneden zich. "JACHIN" kan het gerustelijk aanbevelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiƫn van "Jachin", 1905 Open Jachin-boekbeoordelingen. |