Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Marie

Tijmen de visschersknaap , druk 1, 40 blz.
Hoofdstuk I geeft een lief tafereeltje van een visschersgezin. Vader en Jaap, de oudste jongen, moeten weg naar zee. Moeder Liesbeth, door een angstig voorgevoel gekweld, barst opeens in tranen uit. Vader Harmens tracht haar te kalmeeren. Hij leest den 121sten Psalm voor. Moeder berust. Vader en Jaap vertrekken. Hoofdstuk II beschrijft den storm. De »Zeemeeuw«, het scheepje van Harmens, keert niet weer. Vader en zoon zijn beiden omgekomen. Hoofdstuk III meldt, hoe Tijmen, de tweede zoon, die nog school gaat, vader beloofd heeft, voor moeder en zusje te zorgen. Maar moeder is heelemaal van streek, sedert vader omkwam. Men vreest voor haar verstand. Met angstige bezorgdheid waakt zij over Tijmen, die als een echte visschersjongen ook naar zee wil. De weduwe heeft flinken steun aan haar broer Marinus, een smid te Leiden. Hij weet Tijmen te overreden, om terwille van zijn moeder zijn verlangen naar zee te bedwingen. Hoofdstuk IV vermeldt een onvoorziene omstandigheid, die Tijmen zijn voorzichtigheid jegens zijn moeder doet vergeten. Baas Bartels heeft een jongen noodig, om op een zeereisje te helpen aan boord, en vraagt, of Tijmen mee wil. Met die vraag stormt hij het huis binnen en brengt zijn moeder, die aardig beterde, weer geheel van streek. Dit is een bittere teleurstelling voor den armen Tijmen. Maar hij houdt zich best. Het is een voorbeeldige jongen. De liefde tot zijn moeder stelt hem in staat, zijn hartewensch er onder te houden. Hij zal smid worden en bij oom Marinus het vak leeren. Hoofdstuk V teekent de merkbare beterschap van moeder, die begint te begrijpen, dat het haar kind veel, veel kost, zijn lievelingswensch op te geven, naar zee te gaan. Oom Marinus spreekt als een verstandige man met zijn zuster. Het eerste jaar, dat Tijmen bij oom Marinus is, zal een proefjaar zijn, een proefjaar voor moeder en zoon. Hoofdstuk VI schildert Tijmens laatsten Zondag thuis. Morgen gaat hij mee naar Leiden. Hij wandelt nog eens over 't duin. Twee jongens gaan zwemmen op een gevaarlijke plek. Tijmen waarschuwt, maar zij luisteren niet. De kleinste komt in een draaikolk, doch wordt door Tijmen gered. Meneer Bastiaans, de vader van den drenkeling, wil uit dankbaarheid Tijmen laten opleiden tot stuurman. Hoofdstuk VII geeft een bevredigend slot. Voorzichtig is er met moeder gesproken. Tijmen wordt geen smid, maar komt op de zeevaartschool. Moeder behaalt terwille van haar kind een overwinning op zichzelve, en Tijmen verkrijgt zijn hartewensch. 't Is een allerliefst boekje voor kinderen en ouders beide. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1913
Marie

Tijmen de visschersknaap , druk 1, 40 blz.
Geïll. omslag. 1 gekl. en 1 zwart plaatje en twee penteekeningen tusschen den tekst. Prijs 20 cent. Visscher Harmens vaart met zijn zoon Jaap van Katwijk uit ter vischvangst op zijn pink "de Zeemeeuw". Moeder blijft met de 10-jarige Tijmen en een klein meisje bezorgd achter. Tijmen belooft trouw voor Moeder te zorgen. - De visscherspink keert niet weer. Vader en zoon vinden hun graf in de golven. Moeder is zoo getroffen, dat haar geest in den eersten tijd er door beneveld is. Ze wil er niet van weten, dat Tijmen ook op zee zou gaan, en toch trekt het hart van den jongen aldoor naar zee. Uit liefde voor zijn moeder zal hij smid worden. Voor zijn vertrek echter redt hij het zoontje van een aanzienlijk heer uit de golven en deze heer bewerkt nu, dat Tijmen opgeleid wordt tot stuurman. De moeder, wat kalmer geworden, geeft haar toestemming, en zoo komt Tijmen ten slotte toch op zee; nu niet op een visscherspink, maar op een groote stoomboot. Het verhaaltje op zichzelf zullen de kinderen wel aardig vinden. Doch we vragen ons af: wat is er de strekking van? Het schijnt, dat de Schrijfster bedoelt aan kinderen te leeren, dat zij ter wille van hun ouders hun liefste wenschen moeten prijsgeven; maar ook den ouders op 't hart wil binden, om bij de keus van een beroep met den aanleg en de wenschen hunner kinderen rekening te houden. In dat opzicht is er uit dit boekje wel iets te leeren voor ouders en kinderen. Toch heeft het ons niet voldaan. Uit godsdienstig oogpunt is het zeer oppervlakkig. Er is wel een Christelijke geest in het boekje. Moeder vindt in haar droefenis troost in Psalm 121, er wordt gebeden en in den Bijbel gelezen, maar toch wordt er iets in gemist. Een vader en zoon, die in den storm omkomen, terwijl de moeder met twee kinderen achterblijft, hoe prachtig kon dit aanleiding geven, om te spreken over het onbestendige van ons leven, over het bereid zijn om te sterven. Kon er voorts nergens aanleiding gevonden worden, om op den Zaligmaker van zondaren te wijzen? Verder hebben we ernstig bezwaar tegen de taal van het boekje. We vonden vooreerst vele fouten, bijv.: je lief moeke (blz. 5); hen toewuifde (7) ; dank zij de goede zorgen (29); zijne wenschen tegemoet gekomen (38); brief wordt mannelijk en vrouwelijk genomen, (38). Met de interpunctie is het treurig gesteld. De Schrijfster maakt een druk en vaak verkeerd gebruik van het "-". Zij plaatst telkens een komma of een kommapunt, waar een punt diende gezet. Vandaar een aaneenrijging van twee en meer zinnen tot één zin. Vele zinnen bestaan uit 7, 8 en meer regels. Dit alles maakt het lezen moeilijk en is oorzaak van onduidelijkheid. Daarbij laat ze dikwijls zonder nadere aanduiding de personen spreken, zoodat haar eigen woord met dat van de optredende personen ineenvloeit. Dit geeft aanleiding tot verwarring en misverstand. Wij achten dit voor kinderen een groot bezwaar. Steeds wordt "Heer" gebruikt. De uitvoering is alleszins lofwaardig. De plaatjes hebben een onderschrift, dat aanstonds doet zien, waar de illustratie thuis behoort. Dit laatste is een verbetering, waarop wij meermalen aandrongen. Wij achten zulks des te meer noodig, als het plaatje soms wat ver van den tekst staat. Dit is ook hier het geval. De tekst staat op bladz. 14 en het plaatje tegenover blz. 16. Ofschoon het verhaal weinig beteekenend is, willen wij het, wijl het toch een Christelijken geest ademt en het aardig verteld wordt, niet terzijde leggen. Matig aanbevolen.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1913