|
|
|
Jeanne Marie Toch nog alles ten goede, druk 2, 49 blz. | G.K.0. 8 t.d.t. 25 cent, gec. 35 cent. Vriendjes uit een buurtschap gaan in een stadje, drie kwartier ver, op school. Kees, een pientere jongen, is hun leidsman. Hij kan zoo goed dieren nabootsen. Op een avond besluiten ze de thuisreis uit de avondschool daarmee op te vroolijken. Kees zal in een boom kruipen en een wilde kat nadoen, als iemand passeert. De eerste voorbijgangster is Liesje, die van den apotheker komt met 'n drankje voor haar zieke moeder. Zij schrikt, laat de flesch vallen en houdt dan al snikkend een monoloog, die den jongens de gevolgen van hun aardigheid doet kennen. Ze zijn beduusd. Besluiten naar de stad terug te gaan om alsnog den drank voor de zieke te halen. Natuurlijk verlaten ze zich daardoor met als onvermijdelijk gevolg: ongerustheid van de ouders. Maar dat zich bemoeien met het geval door de ouders is voor het gezin van Liesje de uitkomst. Dank zij Kees' vader krijgt Liesje's vader, die werkloos is, weer werk. Moeder wordt beter. Kees is door zijn daad tot nadenken gebracht, en alles is ten goede gewend. 't Verhaal is heel eenvoudig, maar goed. Vooral is het geloofsvertrouwen van de zieke moeder goed geteekend. Dit element geef aan het boekje, dat overigens weer een versleten gegeven bewerkt, waarde genoeg om het aan te bevelen. Ook is een goede trek, dat deze omstandigheid op Kees' jonge ziel invloed ten goede oefent. Aanbevolen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiƫn van "Jachin", 1931 |