|
|
|
Betsy Toosje en Wim , druk 1, 24 blz. | BETSY vertelt aan "lezertjes" van een 7-jarig Toosje, kind van eene weduwe, die met haar 8-jarig overbuurmannetje, Wim, kennis maakt. Toosje toont een vroom kinderhart en is in hare vroomheid buitengewoon naïef. Wim is tengevolge van een val huiszittend patiënt en soms wat knorrig. Toosjes vroomheid en zachtheid wint het van Wim's stuurschheid en knorrigheid. De vorm van dit verhaal is niet onberispelijk. De stijl is, in het begin vooral, zeer gebrekkig. Wij ontmoeten hier de "en-toen"-stijl. Met de punctuatie staat de Schrijfster zeker op een gespannen voet. Dikwijls is de toon kinderachtig in plaats van kinderlijk: "Engeltjes", "lezertjes", "moesje." Het veelvuldig gebruik van het plaatselijk dialect is af te keuren. Dit verhaaltje mist eene gezonde psychologie, waardoor de figuren hier en daar misvormd zijn en nergens afgewerkt. Godvreezende kinderen, gelijk ze hier geteekend worden, bestaan niet, of als ze er zijn, zijn het lijderessen. De Christelijke geest is zeer algemeen. Op bladzijde 20 wordt een woord van den Heere Jezus ongetwijfeld misbruikt. 't Geeft tot de leer der verdienstelijkheid van de goede werken stellig aanleiding. Jezus is alleen voorbeeld (pag. 18), geen Borg en Zaligmaker. "Om Jezus pleizier te doen", gaat Toosje den ongelukkigen Wim telkens bezoeken. Strekking : "Wat gij aan een van deze minsten gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan." De Schrijfster had duidelijker moeten aantoonen, dat de goede werken uit dankbaarheid behooren te geschieden en vruchten van het geloof zijn. Dat tot de zaligheid verzoening en vergeving noodig zijn, treedt niet helder in het licht. Dit boekje is blijkbaar niet voor Gereformeerde Zondagsscholen geschreven. Wij kunnen het voor onze kinderen slechts aarzelend aanbevelen. Dit spijt ons te meer, wijl het door zijn lief gewaad allicht de opmerkzaamheid tot zich trekt. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1903 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
Betsy Toosje en Wim , druk 2, 24 blz. | Toosje, het zevenjarig kind van een weduwe, een naaister, heeft een rijken schat van allerlei speelgoed gekregen van een vriendelijk jong meisje, voor wier mama de weduwe naait. De overburen hebben een ziek zoontje, Wim, een jaar ouder dan Toos. Toosje bezoekt den zieke nu en dan, omdat ze meelijden met hem heeft, overwint zijn knorrige buien door haar zachtheid en geeft hem een mooie steenen bouwdoos, waaraan zij zeer gehecht was. Moeder had haar gezegd, dat de Heere Jezus zulks gaarne zag, en nu doet ze het uit liefde tot Hem. Dit is een echt kinderboek. Zoo vaak meenen kinderschrijvers, dat het genoeg is verhaaltjes van kinderen te geven. Dit is echter eene groote dwaling. Men kan zeer goed over grote menschen schrijven en over allerlei onderwerpen, als men maar kijkt door het oog van een kind en voelt met het hart van een kind -en dat is de schrijfster van dit boekje gelukt. Eene enkele maal is zij echter in haar streven, om de zaken kinderlijk voor te stellen te ver gegaan. Dit is niet alleen jammer voor het hoekje, maar ook gevaarlijk, omdat het uitspaken van Gods Woord betreft. Zoo b.v. op blz. 14, waar moeder Toosje tot volharding in haar ziekenbezoek aanspoort door te zeggen: "En als je dan eens in den Hemel komt, weet je wat de Heer dan tegen je zeggen zal? Dan zal de Heer zeggen: Kom, gij gezegende Mijns Vaders, nu moogt gij altijd bij Mij blijven in Mijn Koninkrijk; want toen ik ziek was, hebt gij Mij hezocht." Wij gelooven, dat die woorden hier noch goed verklaard, noch goed toegepast zijn. Als Toosje nu eens niet gehoorzaamd had, zou ze dan wel in den Hemel komen, maar er niet altijd mogen blijven? Voorzichtig ook met de leer der goede werken. Hiertegenover staat echter zooveel goeds, dat wij het boekje gaarne aanbevelen. Taal en stijl zijn zeer goed. Het boekje is zeer geschikt voor kinderen van een jaar of acht. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1908 |