Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Riet Chardon

Trix heeft een baantje, druk 1, 189 blz.
G.K.C.O. (Cart. band). 16 t.d.t. Trix vindt een betrekking op een courantenbureau, waar zij 's morgens op de administratie en 's middags op de fotokamer der redactie werkt. Zij vindt daar een meisje, Mien, dat op haar baantje had gevlast en nu onhebbelijk doet. Trix ontmoet op catechisatie een aardige vriendin Ans, een gymnasiaste. Met haar, een oude vriendin en nog een meisje gaat Trix kampeeren. Daarna volgt weer net leventje op kantoor, met de moeilijkheden met Mien, die op het „wereldsche" kantoor nu juist de eenige van haar kerk is en op wie zij telkens botst. Trix probeert tegen haar antipathie en drift te vechten; haar pogingen en voornemens mislukken echter nog al eens. Zij zoekt steun in het gebed. Zoo gaat haar leven in afwisseling van kleine moeilijkheden en vreugden voort. Het verhaal mist een behoorlijk slot. De druk is mooi; de illustraties zijn ons te simpel; de bandteekening past niet bij den inhoud. Dit verhaal heeft met sommige goede kwaliteiten (iets frischs in den stijl, iets levendigs in de voorstelling) een rommeligen inhoud, ook al houdt het de jeugdige lezeres vast tot het einde. De strekking is, dat tegen karakterfouten biddend de strijd moet worden gevoerd en dat men zijn naasten niet lichtelijk mag veroordeelen, maar lief moet hebben, ook als zij onsympathiek zijn. Hier verschijnt geen volmaakt schepseltje als hoofdpersoon, maar een meisje, dat worstelt en bidt tegen haar verkeerde gezindheden, woorden en daden. Een ernstig bezwaar achten we, dat allerlei vragen worden opgeworpen, zonder dat een behoorlijk antwoord gegeven wordt. Bv. op blz. 23. Daar wordt naar aanleiding van een doopsbediening gezegd: „Zou zo'n klein schepseltje nu eigenlijk verloren moeten gaan, omdat Adam heel lang geleden gezondigd had? Was dat niet erg onrechtvaardig? Och, ze moest er nu maar niet verder over doordenken, je kwam er immers toch nooit over uitgedacht." Hier kunnen kinderen niets uit leeren en niets van vatten. Als deze vraag opgeworpen wordt, moet er ook een antwoord op worden gegeven, al is net op zichzelf heel begrijpelijk, dat Trix zelf met die vraag blijft zitten. Een formeel gebrek is, dat het boek uitgaat als een nachtkaars. Stellig zullen oudere meisjes het dóórvliegen, en ze zullen ook smaak hebben in de bakvischtaal. Voor Zondagsschoolkinderen is 't niet geschikt. Ook niet voor de oudste meisjes, wèl voor meisjes boven de zestien jaar. En: 't heeft geen Evangeliseerende strekking. Echte Evangelisatie-objecten zullen het noch om het milieu noch om den inhoud kunnen waardeeren. Daarom leent het voor de uitdeeling op de Zondagsscholen zich niet.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1940