|
|
|
P.A. Sparenburg Jr. Valsch beschuldigd, druk 1, 62 blz. | Jaap, na schooltijd winkeljongen, brengt een doos met omslagdoeken ken bij boerin Jenkins. Boerin Jenkins zoekt er éën uit, de andere worden weer ingepakt en bij dat inpakken schuift een brief met inhond van ƒ 20 mee de doos in. Dorus, schoolkameraad van Jaap, valt hem op den terugweg aan. De doos rolt Jaap van den rug en open op straat. Dorus vindt den brief, scheurt hem open, eigent zich de beide bankbiljetten toe, verzilvert er een, en schuift, den volgenden schoolmorgen, het andere biljet stilletjes in het blouse-borstzakje van Jaap. Gelukkig, Rika, Jaaps nichtje, ziet het. Jaap wordt van den diefstal verdacht: de commissaris heeft het bankje in zijn blouse-zakje opgemerkt en meent nu, in Jaap den dief te moeten zien (wat nog al onnoozel is van dezen commissaris). Natuurlijk komt alles op zijn pootjes terecht. Denk aan Rika! Dorus bekent en wordt op verzoek van Jaap niet gestraft. Dorus heeft diep, innig berouw en vraagt, of Jaap vriendschap met hem wil sluiten. »Zeker wel, Dorus,« gaf Jaap geroerd ten antwoord en drukte hem hartelijk de hand, waardoor een vriendschap ontstond, die straks even hecht zou worden als die van David en Jonathan. « Hetwelk wij alles op gezag van den heer P.A. Sparenburg Jr. wel moeten aannemen. Maar was dit gezag er niet, — we zouden eenigen twijfel koesteren, of deze dingen wel aldus geschied zijn ... . Voor een lief ding zou men wenschen, dat zijn jongens wat natuurlijker spraken. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1918 |