Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Johanna

Aan het Scheveningsche strand, druk 1, 24 blz.
Een echt Nederlandsch boekje. Het schetst een tafereeltje uit het Scheveningsche visschersleven. Twee broertjes, die langs het strand wandelen, zoeken eene plaats, om te baden. De oudste waagt zich te ver in zee en komt in gevaar van te verdrinken. Bewusteloos wordt hij door twee visschers aan land gedragen. De goede behandeling van eenen geneesheer redt den knaap van den zeer nabij zijnden dood. Arie en Evert groeien verder voorspoedig op. Zij hebben den Heere oprechtelijk lief en zingen op zee dikwijls hun lievelingslied : "'t Scheepken onder Jezus' hoede." Dit verhaal toont op treffende wijze aan, dat de Heere een hoorder des gebeds is. Dit komt uit in de redding van het knaapje, in de redding van zijnen vader bij eenen storm op zee; en ook in den ongeloovig geworden Geneesheer, die door het eenvoudig, kinderlijk gebed van het jongste knaapje in het geweten gegrepen en tot het geloof, waarin hij door zijne moeder in zijne jeugd is onderwezen, teruggebracht wordt. Het verwondert ons wel, dat de Schrijfster de gelegenheid niet aangreep, om ernstig te waarschuwen tegen het zich moedwillig in gevaar begeven. Ook hadden wij gaarne zien wijzen op de noodzakelijkheid des gebeds in gewone omstandigheden des levens en niet alleen in de ure der vreeze. Het koninklijk ambt van Christus heeft in dit werkje meer nadruk dan het priesterlijke. Ook stuiten wij eene enkele maal op het korte "Heer" voor "Heere." Dit boekje zal vooral door jongens met genot gelezen worden. De verhaaltrant is helder en eenvoudig. De taal is zuiver. De vorm laat niets te wenschen over. De "zeeplaatjes" zijn keurig bewerkt. De uitvoering is in elk opzicht loffelijk. Wij bevelen het gaarne aan.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1901

Open Jachin-boekbeoordelingen.


Johanna

Aan het Scheveningsche strand, druk 2, 24 blz.
Een heete dag aan 't strand. Twee visschersjongens, broertjes, bij een pier; de oudste, Evert, gaat er zwemmen; de kleinste, de zevenjarige Arie, mag de voetjes spoelen en kijken. Evert waagt zich te ver, kan niet terug. Een ezelsjongen ziet het en maakt alarm. Hoopen volks; visschers delibereeren slechts (wel wat vreemd). Gelukkig is een uit zee komende golf zoo vriendelijk den drenkeling terug te voeren; hij wordt op 't strand neergelegd. Nu wordt 't heel vreemd: daar staan visscherslui .... en ze kunnen niet anders dan 't hoofd schudden; daar komen verscheidene politie-agenten .... en ze hebben nooit van de "eerste hulp" geleerd. De schrijfster vertelt nu nog eens de geschiedenis, nu van Arie's standpunt gezien. Terwijl de jonge lezer natuurlijk van angstige ongerustheid, dat men den bewusteloozen drenkeling die daar nog altijd tusschen al dat volk ligt, hulpeloos zal laten sterven, in de grootste spanning verkeert, wordt er heel kalm een nieuw verhaal tusschengevoegd, van een angstigen stormavond in de visschershut, terwijl vader op zee is, van bidden en vreezen, van gaan naar 't strand, van blijden terugkeer - een verbaal van vele bladzijden, terwijl niemand der vele omstanders een hand uitsteekt of zelfs naar den dokter holt. 't Is om wanhopig te worden! Op bl. 11 is 't ongeluk gebeurd, op bl. 20 komt er toevallig een dokter bij. Gelukkig heeft deze ten minste zijn zinnen bij elkaar: op bl. 22 is de drenkeling weer bij en op bl. 23 is. 't uit. Hoeveel genietbaarder had de schrijfster alles gemaakt, al ze, gelijk het voor "kleine lezers" behoort, maar eenvoudig eerst had verteld, wat eerst is gebeurd. De bedoeling van 't verhaal is, te laten uitkomen de macht van 't gebed. Die blijkt dan ook treffend. Taal en stijl zijn goed, soms is de laatste wat overladen. Op bl. 3 staat bv. in één zin: geweldige stormen, ontzettende verwoestingen, beschermende duinen, vraatzuchtige zee. Het boekje is blijkbaar voor kinderen van een jaar of 10 en is voor dezen over 't geheel ook wel geschikt. Toch is op sommige plaatsen niet voldoende rekening gehouden met 't apperceptie-materiaal, waarover die "kleine lezers" beschikken. De "oude kaart" op bl. 5 kan er nog mee door, maar den zielstoestand van den dokter (bl. 21) te vatten, ligt zeer verre boven 't bereik zelfs van een 12 of 14 jarigen knaap. Om een blik te kunnen slaan in 't hart van den geleerde, in wien 't kinderlijk geloof "gestorven is, moet men meer van 't rijke menschenleven gezien hebben dan een kind. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1908
Johanna

Aan het Scheveningsche strand, druk 3, 24 blz.
Twee visscherskinderen, Arie en Evert, gaan naar 't strand. Evert gaat zwemmen, waagt zich te ver, loopt gevaar te verdrinken, wordt op 't nippertje gered. Als hij bewusteloos neerligt, herinnert Arie zich, dat moeder tijdens stormweer tot God bad om behoud voor vader. Hij bidt nu om behoud voor Evert. Een der badgasten, die nadert, is dokter, en weet Evert weer bij te brengen. 't Kinderlijk geloof wordt dus niet beschaamd. Zeer aanbevolen. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1919