|
|
|
M. van der Staal Bastiaan , druk 1, 109 blz. | Dit boekje geeft ons iets te zien van de maatschappelijke en zedelijke toestanden van het "donkere" Rotterdam. Een havelooze jongen, Bastiaan, wordt door een kruidenier nageloopen, die roept: "Houdt hem!" Door de politie opgebracht, wordt hij beschuldigd, een spiegelruit te hebben ingeworpen. Al spoedig blijkt, dat hij niet de schuldige is. Ondertusschen trekt hij in bijzondere mate de aandacht van den heer Achterhof, die van nu af op middelen zint, om hem en zoovele andere diepgezonken straatjongens met Gods hulp op te heffen uit hun treurigen toestand en hun het Evangelie te brengen. Het gelukt hem, Bastiaans woonplaats te ontdekken en nu blijkt, dat de ellende, waarin deze verkeert, nog erger is, dan hij zich voorgesteld heeft. Hij slaagt er in, den straatjongen met zijn broertje op een Zondagsschool te krijgen. Spoedig ontvangt de jongen een zorgvuldige verpleging, waardoor hij een ander mensch wordt, vooral ook, nu hij onttrokken is aan zijn moeder, die haar kinderen verwaarloost en aan den drank verslaafd is. Bastiaan wordt loopjongen in een Christelijk Volkskoffiehuis. Daar ontmoet hij zijn vader, een zeeman, dien hij sedert jaren niet gezien heeft en die hem nu als varensgezel meeneemt. Een schipbreuk is het middel tot zijn bekeering. Tien jaar na zijn verdwijning meldt zich iemand aan het Tehuis voor verwaarloosden te Rotterdam aan. 't Is een net heer en 't blijkt Bastiaan te zijn, die in Amerika tot predikant is opgeleid en voor hij zijn werkkring ingaat, zijn vaderland bezoekt. Zijn eerste gang geldt het Tehuis, waar hij de mannen, die hem van de straat opgenomen en lichamelijk en geestelijk verzorgd hebben, terugziet. Bastiaan is een kennelijk bewijs van den zegen, die op den arbeid rust van hen, die in Rotterdam uitgaan op de wegen, om het verlorene te zoeken. Hier zien wij het woord bewaarheid: "Werp uw brood uit op het water, gij zult het vinden na vele dagen." Dit boekje is verdeeld in 10 hoofdstukken met opschrift. De afwerking is onberispelijk. De plaatjes zijn fijn, de druk is helder. Een model van een boekje inderdaad. Aan taal en stijl is goede zorg besteed. Ook de inhoud en strekking van dit werkje zijn uitnemend. Op natuurlijke wijze schetst het ons het leven en de lotgevallen van den Rotterdamschen straatjongen. Een belangwekkend onderwerp vooral in onzen tijd. Het verhaal laat zich aangenaam lezen. Het wil ons echter voorkomen, dat te ruime plaats is gegeven aan de geschiedenis der Mevrouw (waarom haar geen naam gegeven?), die zich Bastiaans lot ook aantrekt, en eveneens tot bekeering komt als vrucht van den evangelisatie-arbeid van den heer Achterhof. Deze twee geschiedenissen grijpen o.i. niet genoeg in elkander, om op deze wijze samengevoegd te kunnen worden. Al is het dogmatisch niet scherp belijnd, ademt het verhaal toch een beslist Christelijken geest. Duidelijk komt uit, dat gelijk Christus zich heeft ontfermd over de diepst gezonkenen, alzoo ook de Zijnen zich moeten ontfermen over de beklagenswaardigen uit de onderste lagen der maatschappij. Ook kan men er uit zien, hoe de Heere in zulke werken een welgevallen heeft en ze met Zijn zegen kennelijk wil bekronen. Het is den Schrijver ongetwijfeld gelukt, het leven in het "donkere" Rotterdam te schetsen; hij heeft zijn taak goed ten einde gebracht, tegelijk propaganda makend voor den arbeid van hen, die er naar streven, de ongelukkigen uit hun deerniswaardigen toestand op te heffen. Evenwel hebben we een opmerking en wel dadelijk op bladz. 1, waar we een paar Rotterdamsche jongens, die juist niet tot de verwaarloosden behooren, in een echt Rotterdamsch dialect over hun onderwijzer hooren spreken, als van een vent; en dat nog wel van jongens, die van "pa" spreken. Onze kinderen met zulk een taal op de hoogte te brengen, achten wij niet wenschelijk. 't Is wat al te realistisch. Die echte straattaal met al haar leelijkheid behoeft toch heusch niet gebruikt te worden in een boek. Denkt men dat weg, dan is het boekje in alle opzichten keurig en het zal onzen jongens zeker bevallen. Op dit boekje vestigen wij met groote ingenomenheid de aandacht. Wijl hier een nieuw genre geboden wordt, heeft het terstond aanspraak op onze ernstige belangstelling. Het beschrijft een capittel uit de ellende onzes tijds. Een thema wordt hier behandeld, dat de paedagogen van allerlei richting in deze dagen bezig houdt: wat te beginnen met zoovele jongelieden, die, aan alle tucht ontwassen, opgroeien tot een vloek voor de maatschappij? De Schrijver geeft op die ernstige vraag het eenig goede antwoord: "Tracht ze te brengen onder den zegenenden invloed van het Woord Gods." Daarom is het, een treffend boekje, dat ons op de hoogte brengt van den arbeid der evangelisatie onder de geestelijk verwaarloosden. Een arbeid, die te weinig gekend en gewaardeerd en ook te weinig gesteund wordt. Moge dit verhaal velen ten spoorslag strekken. om in de kracht Gods de helpende hand uit te steken tot het groote getal van hen, die, als vrucht der godsdienstlooze, zoogenaamde neutrale school, zijn opgevoed en onderwezen zonder God en zonder Bijbel. Wij bieden Schrijver en Uitgever onzen handdruk voor dit kostelijke boek. Moge liet door velen gelezen worden en in wijden kring ten zegen zijn. Een nieuwe en dan iets goedkoopere druk ervan moge weldra noodig blijken. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1907 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
M. van der Staal Bastiaan , druk 1, 109 blz. | Een straatjongen uit een achterbuurt van Rotterdam, verlaten door zijn trouweloozen vader, uitgeworpen door zijne verdierlijkte moeder, vindt door bemiddeling van een godvreezend man een onderkomen in een verblijf voor dakloozen. Hier komt hij voor het eerst onder de beademing van het evangelie. Hij blijkt een zeer ontvankelijk gemoed te hebben. Hij geeft alle hoop een goed christen en een nuttig lid der maatschappij te worden. Plotseling verdwijnt hij echter. Hij heeft zijn vader gevonden, die hem weet mee te troonen. Na vele jaren keert hij terug als - predikant. Een boeiend verhaal met degelijke strekking. De schrijver wil blijkbaar aandringen op praktisch christendom. Op de inkleeding hebben wij echter wel iets aan te merken. Wij kunnen namelijk niet instemmen met de welgeslaagde poging van den schrijver de taal uit de achterbuurt van Rotterdam getrouwelijk weer te geven. Niet vele ouders zijn er op gesteld, dat hunne kinderen in aanraking komen met verwaarloosde straatjongens. Veeleer zullen de meesten zich beijveren, als ze slechte manieren en platte taal bij hunne kinderen opmerken, ze het leelijke daarvan te laten gevoelen. En zullen wij nu onze kinderen juist met zulke achterbuurttaal in kennis brengen? Al is bet platte Rotterdamsch meesterlijk weergegeven, wij kunnen het den schrijver niet toegeven, dat zulke kunstproducten voor kinderen uit allerlei kringen gewenschte lectuur vormen. Ook het begin van het boek, een gesprek tusschen twee schooljongens over hun meester, kan ons niet bekoren. De strekking is echter alleszins prijzenswaardig. Heeft men dus tegen achterbuurttaal geen bezwaar, dan kan men met dit hoekje aan jongens van 11 à 12 jaar onderhoudende lectuur verschaffen. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1907 |