Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Aletta Hoog

Bijbelsche verhalen voor kinderen, deel 1 , druk 1, 32 blz.
Achtereenvolgens wordt in dit boekje behandeld: de geboorte van Mozes, het biezenkistje, zijn verblijf aan 't hof van Faraö, de verdrukking der Israëlieten, het brandende braambosch, Mozes' roeping, de tien plagen, de uittocht, het verzamelen van manna, het slaan op de rots, de strijd met de Amalekieten, de wetgeving, de koperen slang, Mozes opvolger, zijn dood. De verhaaltrant is wel prettig, niet overladen, maar toch duidelijk. In plaats van "luizen" spreekt de Schrijfster van "akelige kleine beestjes". Ook op andere plaatsen is zij niet gelukkig in haar woordenkeus. De inhoud is ook maar zóó zóó. De geheel eenige beteekenis van Mozes wordt den kinderen niet duidelijk gemaakt. Aletta had anders te werk moeten gaan, en haar boekje in drieën verdeelen, naar de 3 deelen van Mozes' leven, elk van 40 jaar, en dan laten zien, dat God hem voor de laatste periode bereid heeft door twee scholen, welke hij 40 jaren doorloopen moest, die van Egypte, en die van Midian. De voorstelling van de 10 plagen, blz. 11, en van de "droge plek in de zee", blz. 17, riekt wat naar 't Modernisme. Niet aanbevolen.
Algemeen Dit is een deeltje uit een serie van twaalf nummers. Alle Bijbelsche verhalen, welke de kostelijke strekking hebben, om aan de jeugd kennis der Schrift bij te brengen. Dit kan niet te vroeg geschieden. Deze boekjes zijn, wat toon en trant betreft, berekend op de jonge kinderen, die pas lezen kunnen. Dit uitnemende doel verdient zeker hartelijke aanbeveling, vooral wanneer er op zoo bevattelijke en onderhoudende wijze verhaald wordt, als hier geschiedt. Mej. Hoog vertelt heel mooi. Zij is een model voor Zondagsschoolonderwijzer, die tot kinderen soms spreken als tot groote menschen. Een onderwijzer, die de les zóó verhaalt, zal ongetwijfeld de kinderen boeien. De fantasie wordt in deze verhalen tamelijk in toom gehouden. De Schrijfster laat bijna uitsluitend het verhaal voor zich zelf spreken, en blijft zelf geheel op den achtergrond. Op eenvoudige wijze laat zij het Woord Gods spreken tot het kind. De Bijbelsche inhoud wordt steeds getrouw meegedeeld. Doch zij is o.i. wat al te schuchter om met de stof, die zij behandelt, tot het hart en geweten der kinderen te naderen. Het zoo streng objectieve doet u denken aan een postzegel, die niet gegomd is. Die kleeft niet aan. Een bedenking, die bij de recensie telkens gemaakt wordt, is, dat de Schrijfster in de voorstelling dezer waarheden wat slap en wat vaag is. Er zit zeer weinig diepte in. Vandaar kon onze aanbeveling gewoonlijk slechts matig zijn. Aan dergelijke Bijbelsche verhalen is ook een schaduwzijde verbonden. Het Bijbelsche geschiedverhaal wordt daarbij zoo licht gesteld naast andere verhalen, die geheel gefantaseerd zijn, òf slechts een historische kern bevatten. Wij geven aan één boek als dat van Schöttelndreïer de voorkeur, boven de 12 nummers dezer serie. Het komt ons voor, dat kinderen, die zoo'n boekje vlot kunnen lezen en goed verstaan, het Bijbelsch verhaal minder beknopt en in minder kinderlijke taal kunnen hebben. Onwillekeurig zullen dan ook meer de woorden der Schrift letterlijk aangehaald worden, hetgeen in deze reeks niet het geval is en wat altijd een schaduwzijde blijft van navertelde Bijbelsche verhalen. En er kan nog ernstiger gevaar aan dergelijke verhalen verbonden zijn nl., dat de Bijbel voor de jongere kinderen er langer door gesloten blijft. Het beste van alles is toch, dat de kinderen reeds vroeg den Bijbel zelf ter hand nemen en dat hetgeen hun duister is, mondeling wordt toegelicht. Het is niet onwaarschijnlijk, dat er onder de wat vluggere leerlingen zijn, die, als zij deze boekjes uit hebben, in zichzelf zeggen: "Wij kunnen het in den Bijbel zelf ook wel lezen." En deze uitkomst zou zeker de beste van alle zijn. Ook wat den vorm dezer serie betreft ligt ons een woord op het hart. Als tegen de schaduwzijde, die wij noemden, wordt gewaakt, zijn Bijbelsche verhalen prima lectuur te achten. Fantasieverhaaltjes zijn te vergelijken bij suikergoed. Aardig gevormd, gekleurd en soms verguld. Heel mooi, doch zij bieden geen voedsel. Bijbelsche verhalen geven gezonde, voedzame spijze. Doch dan behooren zij ook een waardig kleed te dragen. Dit nu laat bij deze serie wel wat te wenschen over. De omslag, die bij alle hetzelfde dessin heeft, is wel aardig. En de lettertype is flink en helder. Dat kan maar zoo. Doch overigens valt er niet over te roemen. Allereerst is het hinderlijk, dat de boekjes geen binnentitel hebben. "'t Lijkt," zoo schreef een der recensenten. "op een jongen, die zonder pet de straat is opgegaan." En dan de plaatjes! Het schijnen wel houtsneden uit de eerste helft der vorige eeuw. De kinderen zijn tegenwoordig gewoon, wat beters onder de oogen te krijgen. Soms konden wij kwalijk nalaten te denken: Is dàt een uitgave van den zoo kunstkeurigen Rotterdamschen Uitgever? 't Is waar, de prijs is gering. Doch bij de collectie van den heer BREDÉE zijn voor dien prijs boekjes te krijgen, die uit technisch oogpunt deze ver overtreffen. Evenwel, jonge kinderen vinden een prentje gauw mooi, als 't maar spreekt. En spreken doen deze prentjes. Onze conclusie zoowel om den slappen inhoud, als om den minderwaardigen vorm, kan onze aanbeveling slechts matig zijn..


Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1913