Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



D. van der Stoep

Charlientje en ik, druk 1, 104 blz.
D. van der Stoep, Charlientje en Ik. Uitg. Bosch & Keuning N.V., Baarn.
Toen mijn boekhandelaar mij vertelde, dat hij de uitvoering van "Charlientje en Ik" zo kinderlijk, haast kinderachtig, vond, wist ik, dat hij het boekje niet gelezen had. Danzou hij zeker het woord kinderachtig binnen gehouden hebben, en blij zijn geweest met het kinderlijke in de zo verzorgde uitvoering van dit kostelijke boekje, dat het leven van een paar kinderlijk ongecompliceerde, gelovige, jonggetrouwde mensen tekent.
Van der Stoep heeft de wijsheid en de humor beide om het grote in het kleine leven te zien. Voor deze "kleinkunst" heb ik het allergrootste respect. De schrijver speelt met zijn mensen, hij laat ons hun benepenheid zien, hun burgerlijkheid, maar - heeft ze zo lief, en daarom wordt zijn spel zo mooi. Het Hollands Binnenhuisje is herboren, benepen, maar niet muf. Deze jonge mensen, die hun kindje verwachten, die scharrelen moeten om rond te komen, die hun visites maken en ontvangen, ze zijn uw en mijn buren, we kunnen het zelf zijn. Want zo leven we in het Hollandse straatje van een Hollands stadje in ons Christelijke samenlevinkje. En de vrienden van u en mij zijn Cornelis en Grietje. We gaan liever met hen om dan met buurman Mollema, die communist is. We hebben liever met hen te maken dan met de gepensioneerde buurman Kuiken, die cacteeen verzorgt en die allerlei, in onze ogen onbetamelijke dingen doet.
1k geloof zo, dat voor een boekje als Charlientje en Ik een zekere feeling nodig is, zoals dat ook bij Daatje en Ik het geval was. Van der Stoep peilt het kleine geluk, de kleine zorgen tot op de bodem. Hij maakt ze tot de zijne en daarmee tot de onze. Toch ben ik op een bepaalde plaats mijn glimlach kwijtgeraakt. Even later kreeg ik het benauwd. Want als de communistische buurman Mollema zijn kindje door de dood verliest en "Ik" hem een condoleantie-bezoek gaat brengen, heeft de gelovige, brave burgerman geen enkel woord van troost, van zodanige troost, dat ze direct tot het hart spreekt: een Bijbeltekst is hier immers steen voor brood.
Wat heeft Van der Stoep de nood van de verburgerlijkte Christelijkheid ontzaglijk raak geschetst. We zingen zo graag, dat we een woord voor de wereld hebben. Maar zijn we niet dikwijls als Charlientje en Ik.
Dit laatste is geen kritiek. In tegendeel. Zo uit het leven gegrepen is dit voortreffelijke relaas, dat wij, u en ik, ook dit maar moeten slikken, want ook dit is onze kwaal. Jammer, o zo jammer, dat Van der Stoep niet meer schrijft.
R-n.
Ontmoeting, 1950/51