Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



O.F. Walton

Christoffel, de dienaar des Heeren , druk 2, 127 blz.
Dit boekje, dat te beschouwen is als een vervolg op »Christoffels oude Orgel« bevat een bekeeringsgeschiedenis. Jacob Villiers, een jonge kunstschilder, die zijn zomervacantie doorbrengt in Yorkshire, in de baai van Runswick, komt daar in aanraking met een vroom visschersgezin en met Christoffel, den hulpprediker, die iederen Zondag een prediking op het strand houdt. Ten huize van Christoffel vindt hij het portret zijner sinds lang overleden godvreezende moeder en het blijkt spoedig, dat deze als kind reeds het middel is geweest in Gods hand tot de bekeering van Christoffel. En onder den invloed van deze herinneringen en van de strandprediking komt Jacob Villiers er nu ook toe, zijn leven aan Christus over te geven. Het boekje, dat in eenvoudige, aantrekkelijke taal is geschreven, bezit al de bekoorlijkheid, die soms uitgaan kan van het methodisme, maar ook al de zwakheden en gevaren er van. Geloovige kinderen, die eigenlijk reeds engeltjes zijn, spelen er een belangrijke rol in. De prediking, die er in voorkomt, is op niets anders gericht dan op de redding van zondaren en bedient zich van een beeldspraak, die aan de Heilige Schrift vreemd is. De besliste keuze heet hier telkens het »komen over de lijn« Die prediking is — zoo gunstig mogelijk opgevat — in sterke mate eenzijdig. Zij spreekt veel van Christus' bereidwilligheid, om zondaren te ontvangen en te zaligen, maar de zondestaat zelve wordt haast niet geschetst. Zij geeft geen weerklank van Da Costa's zielekreet: »In diepten verzonken van nood en ellenden.« Zij legt allen nadruk op de persoonlijke daad van overgave aan Christus en legt de beslissing geheel in handen van den mensch. Op blz. 67 luidt het woord der prediking: »God trekt u nu zeer sterk, maar Hij dwingt nooit iemand tegen zijn wil. Hij legt in uwe handen de macht, om te beslissen aan welke zijde der lijn gij staan wilt.« En iets lager: »Hij dwingt u niet. Hij noodzaakt u niet, voorwaarts te gaan. Hij roept en Hij wacht, om u te ontvangen.« De groote waarheid: »Het is God, Die in u werkt het willen en het werken naar Zijn welbehagen,« wordt in deze prediking geheel genegeerd. Met veel andere methodistische prediking heeft zij echter dit gemeen, dat in het gebed een diepere toon beluisterd wordt. Wel is dit in het geheele boekje slechts eenmaal zoo, maar het is dan toch aanwezig. Bij het afscheid nemen van Christoffel bidt deze nog eens met Jacob Villiers. En hier luidt het: »Hij dankte God voor zijne genade, dat Hij mij over de lijn gebracht had.« Verder gaat het naar methodistischen trant alles vlug in zijn werk en treedt vooral de zekerheid des geloofs spoedig na de bekeering in. De groote nadruk, die op deze zekerheid gelegd wordt en op den schriftuurlijken grond daarvoor en de daaruit voortvloeiende blijdschap behoort weer tot het aantrekkelijke in dit boekske. Moge er van dit boekje een verstandig gebruik gemaakt worden. Dat kan geschieden, als ouders het met hun kinderen lezen en de zwakke plaatsen door hun eigen toelichting aanvullen; anders zou het wel eens verkeerde indrukken kunnen doen ontstaan en de bekeering te licht doen opvatten. Geve men toch onzen kinderen minder bekeeringsgeschiedenissen en meer teekening van het rijke leven, bestraald door bet licht van het Genadeverbond, waartoe onze kinderen van Godswege moeten gerekend worden. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1912