Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



Jan van Batenburg

Daan Diemers, druk 1, 77 blz.
G. K. C. O. 11 t. d. t. 80 cent. Daan Diemers is met zijn ouders van een dorpje naar de stad verhuisd en daar op school gekomen. Zijn moeder is zwak, zijn eenig broertje door een val hulpbehoevend. Daan moet Bertus (het broertje) steeds in een wagentje rijden en kan dus niet veel met andere jongens zich bemoeien. Behalve zijn schoolbuurman Anton heeft hij geen vriendjes, wel een vijand, Jacob, die zonder eenige reden altijd ruzie zoekt met Daan. 't Komt eens tot een botsing, als Jacob een hatelijkheid uitschreeuwt over den ongelukkigen Bertus. Maar een vriendelijk, oud heertje scheidt de jongens en wijst Daan, dien hij mee laat loopen, op het onjuiste van zijn gedrag, al scheen hij gegronde reden tot vechten te hebben. Daan, die goed leeren kan, heeft slechts één wensch: hij wil naar Amsterdam op 't kantoor. Op een scheurkalenderblaadje heeft hij gelezen: "Geen ding zal bij God onmogelijk zijn" en daarom bidt hij dagelijks om de vervulling van zijn wensch. 't Loopt echter anders. Vader Diemers is tegen den zin en den raad van zijn vrouw een eigen zaak begonnen. 't Gaat echter niet, en verkoop van het huisraad wegens schuld dreigt. Dat trekt de moeder zich zoo aan, dat ze ziek wordt en sterft. En, als daarna inderdaad de boedel verkocht wordt en vader zonder verdienste is, moet Daan een baas zoeken. In zijn hoop is hij bedrogen uitgekomen en hij kan niet meer bidden. Een toevalligheid ('t vinden van een verloren brief) brengt hem na eenigen tijd weer met het oude heertje in aanraking. Die heeft schik in den jongen en neemt hem bij zich op 't kantoor. Zoo wordt tòch Daan's wensch vervuld en hij komt nu tot de erkenning, dat hij wèl bidden zal, zooals moeder het hem heeft voorgehouden. "Want de Heere hoort toch wèl". De stijl behoorlijk. Verdienstelijk vooral is het streven den toon te treffen van de jongensboeken en in de gedachtenontleding den vorm te zoeken van de nieuwere jeugdlectuur. Er is veel goeds in dit boekje: Moeder is een mooie figuur en haar sterven is een klaar en helder getuigenis, dat ook tot de jonge lezers spreken zal. Bertus, het ongelukkige ventje, is eveneens goed geteekend in zijn kinderlijkheid. Zijn aanhankelijkheid, zijn jonge vroomheid eveneens. Daan zelf is niet te braaf gemaakt en het verhaal heeft geen buitengewoonheden, die het effect geven moeten. 't Is eenvoudig, maar sprekend, goed wat het religieus gehalte betreft, krachtig in zijn getuigenis en niet te vroom. Een bezwaar lijkt ons het slot. De jongen krijgt zijn zin niet en kan daarom niet meer bidden, en als dan ten slotte toch nog gebeurt, wat hij graag wil, zegt hij: "ik zal bidden, zooals moeder ons gezegd heeft, want de Heere hoort toch wel". De bedoeling is ongetwijfeld beter dan haar effect, maar door den vorm is dat effect o. i. ongewenscht. Dat echter is ons geen beletsel, om dit boekje met vrijmoedigheid aan te prijzen.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1927