Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



C. van Ophemert

Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren , druk 1, 56 blz.
Oorspronkelijke verhalen gaan ons steeds boven vertaalde. Doch indien men uit den vreemde importeert, neme men toch alleen het allerbeste. Dit getuigenis kan van deze geschiedenis niet worden gegeven. Stel u een arm gezin voor. Een blinde vader, die met spelden te verkoopen, het brood voor zich en zijn gezin tracht te verdienen. Een zoon Willem, die geheele dagen langs de straat slentert en een luie, brutale en ongehoorzame jongen is. Een meisje, Roosje, dat moeder in de huishouding behulpzaam is. Een hond, Bello, die den blinden vader op zijn tochten dienen moet, en gij hebt de familie bij elkander. De spannende veer in dit verhaal is de verhouding tusschen Roosje en Willem. Bello, de hond, sterft. Willem weigert zijn vader te geleiden. Roosje moet het nu doen. Daardoor kan zij, wat zij zoo gaarne wenschte, geen onderwijzeres worden. Eerst is zij zeer ontevreden over Willem. Dit wordt nog erger, als deze in een huiselijken twist zijn vader een ongeluk toebrengt en het huis verlaat. Nu komt er verandering. Door het gesprek met juffr. Raymond, hare leermeesteres op de Zondagsschool, leert ze inzien, dat ze jegens haar broeder vergevensgezind moet zijn. Ze zoekt haar broeder op, brengt hem naar huis terug. De gewenschte verstandhouding keert in het huisgezin weder. Roosje kan nu van juffr. Raymond geregeld les ontvangen, om tot onderwijzeres te worden opgeleid. Naar den vorm is dit verhaal te prijzen. Het laat zich aangenaam lezen. De taal is, een enkel vlekje daargelaten, zuiver. Zondagsschool wordt geregeld met één s geschreven. In plaats van "Heere" vinden wij ook hier overal "Heer." Met het oog op inhoud en strekking hebben wij echter bezwaar. Er wordt in dit verhaal veel van schuld gesproken, maar hoe de mensch tot schuldbesef komt en hoe hij van de schuld verlost wordt, daarvan wordt niet gerept. Zijn best doen is de grondtoon van het geheele verhaal. Pag. 8 wordt gesproken van "zijn best doen (zelfs van vreeselijk zijn best doen) om den "Meester" na te volgen." Pag. 20: dat zij "haar best deed een volgelinge van Christus te zijn." Pag. 34 : "Ik blijf mijn best doen." Ook gewaagt de Schrijver van de liefde van en tot Jezus, maar voor de voldoening van Christus en de toerekening van Christus' gerechtigheid en de noodzakelijkheid der wedergeboorte is bij hem geen plaats. Van den "lieven Heere Jezus" wordt melding gemaakt. Van het navolgen van den "Meester" wordt gesproken, maar de Borg en Middelaar ontbreekt. Onwillekeurig krijgt men den indruk, hoewel het misschien niet zoo bedoeld is, dat vergevensgezindheid de grond der schuldvergiffenis voor Gods heilig aangezicht is. Van het getuigenis der genade in ons, waarvan de Catechismus in Zondag 51 bij deze bede spreekt, bemerken wij hier niets. Dat op Zondag gebruik maken van den tram had best kunnen vermeden worden. Het schijnt in het verhaal echter zoo vanzelf te spreken, dat het de zucht tot navolging zou kunnen opwekken. Zulk een passage kan het besef van de heiligheid van 's Heeren dag bij de kinderen verzwakken. En daartegen moet met ernst worden gewaakt. Ziedaar de reden, waarom wij dit boekje, ten spijt van enkele goede en zelfs schoone gedeelten, voor onze Zondagsscholen niet kunnen aanbevelen.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1903

Open Jachin-boekbeoordelingen.