|
|
|
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 3, 24 blz. | Een oude bekende in een geheel nieuw gewaad, dat weer nieuwe bekoring geeft aan het treffende verhaal, door zeer velen reeds met genot en met zegen gelezen. 't Is de geschiedenis, waaraan het schoone gezang: "Wie maar den goeden God laat zorgen" zijn ontstaan te danken heeft. Een godvreezend jongeling, George Neumark geheeten, verkeert door allerlei rampen in grooten geldelijken nood. Het eene stuk na het andere moet hij in de bank van leening brengen; ten laatste ook zijne viool, waarmede hij op zijne zwerftochten in zijn onderhoud tracht te voorzien. Vóór hij haar echter overgeeft, wil hij toch nog één lied spelen. Dit wordt gehoord door den bediende van den Zweedschen gezant, eenen man, die, evenals Neumark, den Heere vreest. Deze weet hem bij zijnen meester eene aanstelling als geheimschrijver te bezorgen, en redt daardoor den droeven vioolspeler uit zijnen grooten nood. Zijn geliefd instrument wordt spoedig gelost en nu ruischt het schoone danklied in krachtige tonen tot lof van den Heere, die zijn stil geloofsvertrouwen niet heeft beschaamd. Op aangrijpende wijze doet dit verhaal ons de macht van het Christelijk lied kennen. Een wel dikwijls behandeld, maar toch altijd belangrijk thema. Heel de eindelooze torenwereld der muziek toch is niet bij machte, om naar waarde den Naam Gods te verheerlijken, die helpt in nood en groot en volheerlijk is in Sion. Treffend komt hier uit, dat de diepe wegen, die God met zijn volk dikwijls houdt, vaak aanleiding zijn tot den hoogsten lof aan Hem, die in eeuwigheid niet naar waarde is te prijzen. Het boekje, waarin "Heer" en "Heere" afwisselend gebruikt worden, laat zich gemakkelijk lezen, is met flinke letter gedrukt, en met een duidelijk plaatje en schoonen omslag gesierd. Wijl het verhaal op waarheid gegrond is, wat wij om de vermelding der namen en plaatsen mogen aannemen, is het voor niet te kleine kinderen dubbel aanbevelenswaardig. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1904 Open Jachin-boekbeoordelingen. |
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 4, 24 blz. | Dit is de geschiedenis van het lied: Wie maar den goeden God laat zorgen. De dichter ervan, Neumark, leeft tijdens den dertigjarigen oorlog. Hoewel bestudeerd man kan hij geen betrekking vinden, komt na lang omzwerven eindelijk in Hamburg terecht en lijdt daar groote armoede. Ten einde raad beleent hij zelfs zijn viool (hij is ook verdienstelijk violist!) bij een Jood. Dat brengt hem in aanraking met den Zweedschen gezant. Die heeft juist een secretaris noodig en Neumark krijgt den post. Uit nijpenden nood wonderbaar gered, zingt hij zijn Godsbetrouwen uit in 't heerlijk lied: »Wie maar den goeden God laat zorgen.« Hoewel 't verhaal vlot is verteld, is de stijl hier en daar slordig. Zinnen als de volgende zijn bepaald leelijk; op blz. 5: »En hoe guur het buiten ook was, toch werden hier en daar de vensters opengeschoven, opdat men dan binnen al 't genot zou hebben van de schoone muziek, die kwam uit het bovenkamertje der weduwe Johansen, dat de jonkman, mijnheer Neumark, bewoonde, en waar hij bijna elken avond op de viool speelde en er bij zong, dat het een lust was«; op blz. 8: »Ik heb, den Heere zij dank, althans het noodige en gij geloof ik niet.« Is »boekwurmerij« op blz. 12 goed? Neumark heeft ook den Zweedschen knecht niet in het pandjeshuis ontmoet, zooals op blz. 19 staat, maar na zijn bezoek aldaar. Zoo is er meer. De schrijver had er bv. ter wille van zijn jonge lezers wel op mogen wijzen, dat in dien tijd honderd kronen met woning en kleeren een goed inkomen was. Een vrouw uit den stand van de weduwe Johansen krijgt in die eeuw niet den titel van »Juffrouw«. Heel natuurlijk is 't verhaal ook niet overal. Staat de hospita er aldoor maar bij, als de uitgehongerde violist zich te goed doet? ( blz. 8). Even later vraagt ze, niet zeer bescheiden voor een christenvrouw: »Maar wie zijt gij dan, als ik het vragen mag? Ik weet nauwelijks uw naam. Van waar zijt gij hier gekomen? Wat doet gij? Hebt gij nog ouders? Is er niemand die u helpen wil?« Is hier dat: »als ik het vragen mag?« niet comisch, evenals de volgende zin op blz. 9: »De juffer hield op, want ze wist zoo gauw niets meer te bedenken« .... ? Onecht is, voor ons gevoel althans, ook 't onderhoud van Neumark met den jood. Ietwat minder tranenrijkdom bij den held zou de natuurlijkheid ook niet geschaad hebben. Waarom ten slotte op den titel den vioolspeler »droef« genoemd, een ouderwetsch woord, in elk geval veel te deftig voor een kinderverhaal. De binnenplaat is poppig, die op den omslag leelijk. Deze aanmerkingen verhinderen ons niet, het boekje aan te bevelen, vooral om de strekking. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1912 |
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 5, 24 blz. | De geschiedenis van Neumarck, den dichter van Gezang 17: Wie maar den goeden God laat zorgen. In grooten nood verkeert de droeve vioolspeler, maar 't eind is een hooge post bij den vorst van Weimar. Aanbevolen. | Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1919 |
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 6, 24 blz. | G. 0 1 z. p. 3 t. d. t. 15 cent. Een godvreezend jongeling, Gerge Neumark geheeten, verkeert door allerlei rampen in groote geldelijken nood. Het eene stuk na het andere moest hij in de bank van leening brengen; ten laatste ook zijn viool, waarmede hij op zijn zwerftochten in zijn onderhoud tracht te voorzien. Vóór hij haar echter overgeeft, wil hij toch nog één lied spelen. Dit wordt gehoord door den bediende van den Zweedschen gezant, een man, die, evenals Neumark, den Heere vreest. Deze weet hem bij zijn meester een aanstelling als geheimschrijver te bezorgen, en redt daardoor den droeven vioolspeler uit zijn grooten nood. Zijn geliefd instrument wordt spoedig gelost, en nu ruischt het schoone danklied in krachtige tonen tot lof van den Heere, die zijn stil geloofsvertrouwen niet heeft beschaamd. Op aangrijpende wijze doet dit verhaal ons de macht van het Christelijk lied kennen. Treffend komt hier uit, dat de diepe wegen, die God met zijn volk dikwijls houdt, vaak aanleiding zijn tot den hoogsten lof aan Hem, die in eeuwigheid niet naar waarde is te prijzen. Het boekje, waarin "Heer" en "Heere" afwisselend gebruikt worden, laat zich gemakkelijk lezen, en is met flinke letter gedrukt. Hartelijk aanbevolen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1927 |
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 7, 24 blz. | Leeftijd boven 11 jaar. Een goed vertelde geschiedenis van een lied. Dat lied is gezang 17. Het heele boekje door vonden we Heer, waarom toch? Dan is het geheel een aanprijzing van de gezangen. Ik denk, dat onze scholen het niet onvoorwaardelijk bruikbaar kunnen achten. | Boekbeoordeling van de Ned. Hervormde Zondagsscholenbond op Geref. Grondslag, 1931 Open Boekbeoordeling. |
A.J. Hoogenbirk De droeve vioolspeler of de geschiedenis van een lied, druk 7, 24 blz. | Een godvreezend jongeling, George Neumark geheeten, verkeert door allerlei rampen in grooten geldelijken nood. Het eene stuk na het andere moet hij in de bank van leening brengen; ten laatste ook zijn viool, waarmede hij op zijn zwerftochten in zijn onderhoud tracht te voorzien. Vóór hij haar echter overgeeft, wil hij toch nog één lied spelen. Dit wordt gehoord door den bediende van den Zweedschen gezant, een man, die, evenals Neumark, den Heere vreest. Deze weet hem bij zijn meester een aanstelling als geheimschrijver te bezorgen, en redt daardoor den droeven vioolspeler uit zijn grooten nood. Zijn geliefd instrument wordt spoedig gelost, en nu ruischt het schoone danklied in krachtige tonen tot lof van den Heere, die zijn stil geloofs-vertrouwen niet heeft beschaamd. Op aantrekkelijke wijze doet dit verhaal ons de macht van het Christelijk lied kennen. Treffend komt hier uit, dat de diepe wegen, die God met Zijn volk dikwijls houdt, vaak aanleiding zijn tot den hoogsten lof aan Hem, die in eeuwigheid niet naar waarde is te prijzen. Het boekje, waarin "Heer" en "Heere" afwisselend gebruikt worden, laat zich gemakkelijk lezen, en is met flinke letter gedrukt. Hartelijk aanbevolen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1931 |