|
|
|
Julius De postconducteur , druk 1, 16 blz. | De postconducteur Werner, wiens gezin in armoedige omstandigheden verkeert, bezwijkt in den sneltrein van Berlijn naar Hamburg voor de verzoeking, om eenen brief, waarin hij een goudstuk denkt te vinden, te openen. Het vermeende geldstuk is echter een zwaar lakzegel. In plaats van geld vindt hij eene kaart, waarop in gouden letters staat: "Roep mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eeren!" Ps. 50 : 15. Deze woorden treffen zijn hart en zijn het middel, om hem tot boete en bekeering te brengen. Te Hamburg gekomen, bezorgt hij persoonlijk den brief aan het adres bij eene rijke weduwe, die juist in dezen brief opgewekt wordt, zich het lot van ellendigen aan te trekken. Zij wordt nu de weldoenster van de familie Werner, en alzoo wordt het voorgevallene met den postconducteur ook haar ten zegen. Om verschillende redenen voldoet dit boekje ons niet. Het bespreekt een zeer oppervlakkig Christendom, waarbij alles met den sneltrein gaat, zoowel de bekeering van den postconducteur, alsook de verbazende verandering van Mevrouw von Willmer, die vroeger "dat kleine goed" nooit had kunnen uitstaan en ze steeds "als lastposten beschouwd had, maar nu op eens eene vriendelijke beschermster wordt van Werners verarmd huisgezin." "Zij kan zich niet verzadigen van het liefdewerk, dat plotseling eenen vollen stroom van nieuwen levenslust in haar hart had uitgestort" (bladz. 14). Wél worden wij er op gewezen, dat de zonde steeds grooter moeilijkheden brengt, in plaats van verlichting te bieden, maar het komt niet duidelijk uit, dat de zonde ongerechtigheid is, die tegen God begaan wordt en ons voor Hem diep schuldig stelt. Ook begrijpen wij niet, dat bij eene vertelling als deze, waarin zonde en berouw toch hoofdmomenten zijn, niet gesproken wordt van de verzoening door het bloed van Christus. De naam van den Heere Jezus wordt zelfs niet eens genoemd. En wat te zeggen van hetgeen wij lezen op bladz. 6, waar de zieke vrouw van den postconducteur meent, dat haar bidden om herstel niet helpt, wijl haar man niet medebidt? Ook op taal en stijl valt heel wat aan te merken. In de uitdrukking op pag. 10, waar gesproken wordt van verzoekingen, waarin God "hem nog zoo vriendelijk had opgekeerd" is zeker eene drukfout. Wel komt hier en daar eene goede passage voor, bijv. pag. 5, waar de innerlijke worsteling van den postconducteur wordt geteekend, doch voor een goed boek wordt meer vereischt dan hier en ginds eene treffende bladzijde. De geheele inkleeding van het verhaal schijnt ons bedenkelijk toe. Als op het titelblad niet uitdrukkelijk vermeld stond : "Een ware gebeurtenis" (is dat geen pleonasme?), dan zouden wij er van gezegd hebben, dat dit verhaal meer de vage omtrekken der phantasie, dan de duidelijke lijnen der werkelijkheid vertoont. Het dorre stuk hout van zooeven wordt op eens omgetooverd in eenen prachtigen bloemruiker. "Jachin" kan dit verhaal voor de uitdeeling op onze Zondagsscholen niet aanbevelen. De bewerking is goed en het plaatje wel aardig. De keurig geïllustreerde omslag zal het kinderoog doen fonkelen. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1902 Open Jachin-boekbeoordelingen. |