Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



E. Gerdes

De slang in het paradijs , druk 6, 94 blz.
Dit is één der oude bekende boeken, die we in onze jeugd verslonden. Dat ze gebreken hadden, soms groote, we merkten het niet op, wij genoten slechts. Of onze jongelui van nu er nog zoo over denken zullen? Ze zijn heel wat meer verwend op 't gebied van lectuur voor kinderen en jongelieden. Of hun smaak er veel gezonder door geworden is? Ons dunkt, dat jongens en meisjes van gezonden smaak ook nu nog met genoegen een boek als dit lezen zullen. Het verhaal speelt in den meestbewogen en ook tot het jeugdig gemoed krachtigst sprekenden tijd onzer schoone vaderlandsche historie, den tijd onzer geloofshelden en bloedgetuigen, de jaren, onmiddellijk voorafgaande aan den tachtigjarigen vrijheidskrijg. Antwerpen is het tooneel der gebeurtenissen, die de historie stof voor 't verhaal hebben geleverd. En voor zoover we konden nagaan, zijn deze getrouw weergegeven. Eén ernstige fout vonden we: dat de schrijver de geloovigen in 1564 den Bijbel laat lezen in een vertaling, die eerst in 1637 uitkwam, nl. de Statenvertaling (zie blz. 32-34) en ook lijkt het ons verdacht, hen over moeilijke Bijbelplaatsen te hooren redeneeren met een kennis vàn de Schrift en onze geloofsleer als onze beste theologen van dezen tijd (blz. 33-37) en een wapensmid o.a. te hooren zeggen »Het is immers bekend, dat in het oosten de vijgeboomen eerst vrucht zetten en dan bladeren geven« (blz. 34). De hoofdpersoon, »de slang in het Paradijs« genoemd, is Margriet de Deuze, kantverkoopster, in de geschiedenis bekend geworden als »lange Margriet«, die één der vervolgde predikers, Christoffel Fabricius, als huurder van haar bovenwoning in haar huis ontving en, gierig als ze was, door 't verradersloon werd verlokt, om hem en zijn vrienden den inquisitieimannen in handen te spelen, daartoe wist binnen te dringen in de geheime vergadering der geloovigen, belangstelling in hun geloof ging huichelen, totdat hun, maar te laat, bleek, welk een slang zich in hun paradijs bevond. De gevangenneming van Fabricius en zijn vriend Lubert, den knecht van Margriet, en de folteringen, door hen ondergaan, hun terechtstelling op den brandstapel en hun bevrijding door 't steeds oproeriger wordende volk, de marteldood, dien de prediker toch nog ondergaat door de hand van den dronken onverlaat Huig Selkert, die mede in 't heele verhaal een rol speelt, het noodlottig uiteinde zoowel van dezen als van Margriet zelve, dit alles wordt levendig en boeiend verhaald. Jammer, dat de schrijver niet wat meer werk maakte van zijn stijl. Sommige zinnen doen aan lappendekens denken, bv. blz. 5: »Hij haate het licht«, enz., »als een zuurdeesem het hart«, »menig kind Gods ... werd eensklaps afgesneden ... «, blz. 20: »menige en, die een noodigen gang te verrichten had«. Lezen we op blz.l4 »De eerzame Margriet de Deuze wist niet, wat zij van dit alles moest zeggen«, op blz. 17 ontmoeten we weer: »De eerzame Margriet de Deuze wist niet, wat zij van dit tooneel zou zeggen.« En hoeveel maal mej. Margriet »eerzaam« genoemd wordt! Als taal- of stijlfouten noteerden we: »heb vergeten« (blz. 14), »persoonlijkheid« (blz. 20), »gevangen genomen en naar de recht- en pijnbank gesleept hebben« (blz. 29; dit moet zijn »gevangen nemen« en »sleepen«), »ging Hem« (blz. 32); dit laatste is misschien een drukfout evenals » Fabricus« op blz. 18. Een fout in 't verhaal is het, als Fabricius op blz. 19 van »de eerzame Margriet de Deuze« afscheid neemt met de woorden: »Doe mij spoedig weten, wanneer gij mij morgen kunt wachten«, terwijl zij noch zijn naam, noch zijn adres weet. Moge al deze fouten verbeterd worden bij een eventueelen zevenden druk, die zeker nog wel volgen zal. Jongens van 12 jaar en daarboven en ook nog vele ouderen zullen het boek zeker met graagte lezen. En ‘t kan hun o.i. ook gerust aanbevolen worden, vooral ook tot vermeerdering of opfrissching van hun historiekennis. Boekbeoordeling in bijblad van "De Christelijke Familiekring : tijdschrift voor zondagsschool en huisgezin", 1913
E. Gerdes

De slang in het paradijs , druk 6, 94 blz.
Geïll. omslag. Gecartonneerd. 4 zwarte plaatjes. Prijs 50 cent. Het verhaal verplaatst den lezer in den eersten tijd der Hervorming en wel te Antwerpen in 1564. Margriet de Deuze, kantverkoopster, een vrouw belust op goud, ontmoet bij geval een vreemdeling, wien zij haar bovenkamer verhuurt en in wien we Fabricius, een prediker, herkennen. Deze houdt samenkomsten in haar huis en bij een wapensmid daartegenover. Haar geldzucht drijft haar, om aan de ketters wat te verdienen. Schijnbaar is ze vol belangstelling in de waarheid. Maar in werkelijkheid loert ze op een gelegenheid, om de belijders over te leveren aan de Inquisitie. Eindelijk gelukt dit. Fabricius en Albert worden gegrepen en veroordeeld tot den brandstapel. Dezen beklimmen ze reeds: 't volk wordt oproerig. Albert wordt bevrijd. Fabricius door een dronkaard gedood. Margriet door 't volk beroofd van al haar geld. Wroeging drijft haar ver weg, en eindelijk vindt men haar lijk. Ontzettend is het einde van deze vrouw, die in de kerk van Antwerpen de droeve rol gespeeld heeft van de slang in het paradijs. De stijl is goed. En de uitvoering keurig. Alleen de samenspreking over de beteekenis van de gelijkenis van den Vijgeboom, blz. 3, zal door kinderen niet gevat worden. Dat gaat wel wat diep. Ook zouden wij die gelijkenis wel eenigszins anders verklaren. En dan - maar dat is bij Gerdes hoofdregel - inplaats van "Heere". Wij begrijpen niet, waarom het noodig is, de teksten nu en dan (het geschiedt niet steeds) in oude spelling te geven. De Bijbel, dien deze Gereformeerden hadden, was toch in geen geval de Staten-Bijbel, die hier wordt geciteerd. De strekking is: God houdt Zijn kerk in stand, trots 't woeden des vijands, en in den hoogsten nood schenkt Hij den Zijnen Zijn vertroostingen. Een schaduwzijde van dit anders zoo degelijke historische verhaal is, dat de auteur gedurig laat doorstralen, dat hij van kerkinrichting weinig moet hebben. Reizende, niet aan één gemeente verbonden en hoe bang hij is voor drijven, komt duidelijk op blz. 31 uit. Ook schijnt hij nog de meening te huldigen, dat wij in Rome den anti-christ hebben te zien, blz. 5 en 6. Doch deze bedenkingen verhinderen ons geenszins, dit mooie boek hartelijk aan te bevelen.

Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1913