|
|
|
B.L. Bijlsma De vondeling, druk 1, 118 blz. | G. K. 0. 11 t. d. t. f 1.15. Gec. f 1.25. Gelukkig geen vondeling-geschiedenisje van het bekende genre. De jongen, wien het hier geldt, had even goed geen vondeling kunnen zijn. Het verhaal vertelt van een jongen, die in oprechtheid God leert vreezen, den moed heeft voor zijn fouten en zonden uit te komen, en zóó in vrede met God mag wandelen. Met genade bij God verkrijgt hij eere bij de menschen. De tafereeltjes uit het jongensleven spelen op school, op straat, en ook thuis. Het boekje ziet er keurig uit en het is goed geïllustreerd. Maar het heeft naast groote deugden groote gebreken. Een deugd is de eenvoudige en oprechte aanwijzing van wat bekeering is in het jonge leven. Teer en krachtig tevens stelt het den eisch van een leven naar Gods Woord en Gebod. Maar een groot gebrek is, de eenzijdigheid. Al de personen zijn te mooi, te braaf, de meester, de burgemeester, de veldwachter, zelfs de kroegbaas ..... behalve de ééne, de vondeling; maar als hij bekeerd is, is ook hij te braaf; dat is primo niet geschikt, om den leeslust te bevorderen, want de jeugd wil ook natuur en waarheid, en secundo (dit is nog veel erger!) zal het ten gevolge hebben, dat menige knaap zóó niet wil worden, en zelfs bidden zal: Heere, bekeer mij, maar maak mij niet als Arend den vondeling. Voorts is het gezochte slot uit een oogpunt van conceptie te laken. Onder het genoemde voorbehoud bevelen we dit boek aan. | Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1929 |